VARIA

Linguistic Studies

Een geschiedenis van de namen van landen en volkeren.  / Europese namen voor de wereld.

Pauwels, 2006

Jacques R. Pauwels, Een geschiedenis van de namen van landen en volkeren, EPO, 2006

Pauwels, 2008

Jacques R. Pauwels, Europese namen voor de wereld, EPO, 2008

Inleiding

De volkeren die zichzelf ‘de mensen’ of ‘het volk’ noemden, vonden het dus niet nodig extravagante namen te verzinnen voor hun land. Het heette gewoon ‘het land’. (Pauwels, 2006, 246)

Men vereenzelvigde zich niet alleen met het eigen land, het ‘moederland’, maar ook met de eigen taal, de ‘moedertaal’.

Andere volkeren spraken andere, onverstanbare talen. Dergelijke mensen waren ‘diegenen die niet kunnen spreken’, ‘zij die geen verstaanbare taal spreken’, kortom ‘de stommen’. (Pauwels, 2006, 249)

Een archaïsch volk beschouwde het eigen land als het centrum van de wereld. (…)

Daar de zon ‘s morgens verschijnt en ‘s avonds ondergaat, werden oosten en westen resp. met die tijd van de dag geassocieerd en ze kregen ook de namen ‘Morgen-‘ en ‘Avondland’. (Pauwels, 2006, 250)

 

Een nieuwe naam geven was een imperialistische daad. Het was ook onvermijdelijk het voorspel tot de bekeringen onderwerping van de plaatselijke bevolking, de vernietiging van hun taal en cultuur en soms de uitroeiing, zeg maar genocide van de mensen zelf. (Pauwels, 2008, 51)

 

 

Aa

Usko-Medit. ‘water’ (de Aa in Bocholt (D), …)

Aboriginals

(heteroniem / exoniem / Fremdbezeichnung) Koori of Murri (auto-etnoniem) : de mensen, het volk

Acapulco

(Azteken) ‘ingenomen stad’

Açores

Port. haviken (de Portugezen dachten ze gezien te hebben toen ze het eiland ontdekten. Dit was ten onrechte.)

Adelaide

ter ere van koninging Adelaide, de echtgenote van koning William IV

Afghanistan

‘nederzetting in de bergen’

Afrika

< Fenicisch afar ‘aarde, ‘stof’, ‘zand’ > Arab.  afar (‘stof’). Afrika is dus het ‘stoffertje’, of ook wel het ‘droge’, ‘zandige land’.

Afrika

vroeger het deel waarvan de hoofdstad Tunis was. > L. Afrika > Arab. Ifriqyia

Aisne

L  Axonna < ‘onna’ (water)

Alaska

Aleoetisch Alakshak, het ‘grote land’ of ‘vasteland’ > Russ. Aljeska

Albanië

‘bergen waarvan de rivieren naar beneden stromen’ (Usko-Medit.)

Zie ook het Latijnse ‘albus’ (wit), het Usko-Medit. (in het Sumerisch en het Akkadisch ‘halpu’ (water en waterlopen)

Shkupetar (Albaniërs) en Shkupenia of Shkuperia (Albanië), niet ‘arend’ volgens de volksetymologie maar uit shkipoij (ik begrijp’, dus ‘zie (die onze taal) begrijpen’, ‘de sprelers van onze taal’

Alberta

naar prinses Louise Caroline Alberta, vierde dochter van koningin Victoria

Aleoeten

‘eilanden’

alfabet

< de twee eerste Fenicische letters : aleph (‘os’) en beth (‘huis’)

Algarve

Arab. al Gharb, ‘het westen’, het uiterste westen’

Zie ereb > ‘Europa’.

Algerije

<  Arab. ‘al Djazeir’, ‘het vruchtbaar en daarom bewoonbare eiland’ tussen 3 zeeën, de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan en de … grote zandzee.

Algerije

Al Djazair, ‘het eiland’ (tussen drie zeeën,inbegr. de grote zandzee van de Sahara

Alice Springs

ten eerste een telegraafpost, naar Lady Alice Todd, de vrouw van het hoofd van ht Zuid-Australische postbureau

Almoraviden

Arab. al Murabitun, de bewoners van de versterkte kloosters (zoals voor Rabat)

Alpen

‘bergen waarvan de rivieren naar beneden stromen’ (Usko-Medit.)

Zie ook het Latijnse ‘albus’ (wit), het Usko-Medit. (in het Sumerisch en het Akkadisch ‘halpu’ (water en waterlopen)

Altaï

Turks: ‘Altyn-Yish, de ‘Goudbergen’ (of Usko-Medit., zie Akkad. alitu (hoogte, berg)

Amazonië

Amazonen < Gr. de legende van de vrouwelijke krijgers, de amazones < Semit. ama , ‘meisje’

 

(in: De Europese namen, p.60)

‘Ind.’ amassona ‘vernietigen van bochten’ of amaçunu ‘donderende waterwolken’

Amerika

Americi Terra, ‘land van Amerigo’ (op een kaart in 1513)

Anatolië

Gr. Anatolè ‘land van de rijzende zon’ < Semit. of Usko-Med. (w)asu, ‘opkomen’ (over het alg.), > het ‘opborrelen van water’, ‘bron dus’, ‘rivier’

Andaloesië

Gothisch Landaluth, ‘landloting’ > Arab. al Andaluth of al Andalus > verwijzing naar het veroverde Iberië

Andes

< ?: andi (hoogte) of anta (koper > koperbergen) of anti (oosten, ten oosten van Cuzco)

Angkor Wat

‘stad der pagoden’ en Angkor Thom, ‘grote stad’

Angola

Ngola Kiluange : ‘koninkrijk ‘ (misschien)

Ankara

in de taal van de Hittieten: Ankuwash < ?

> Gr. Ankyra, ‘anker’ > In het Turks klonk het zoals Angora, ‘augurk’ (en met een beetje wil is de vorm van het stadsplan zoals een augurk) > Ankara (in 1930) wellicht om de associatie metkomkommers te besparen

Annam

Chin. ‘gepacificeerd zuiden’ (toen de Chinezen het gebied in de 7e eeuw veroverden)

Antananarivo

‘plaats van de duizend (inwoners of woningen)’ (‘duizend’ = ‘vele’)

Antigua

naat Santa Maria la Antigua (het oud beeld van de Maagd Maria in de katedraal van Sevilla)

Antillen

< Antilia, een ‘tegenoverliggend eiland’ > dan zelfs een heuse archipel ontdekt > de Antillen

Antillen

Antilia, (Port. ‘het tegenoverliggende eiland’)

Apaches

hetero-etnoniem: een scheldwoord: ‘vijand’.

Ze kregen het van de Zuñi, een Pueblostam.

De Apaches noemen zich Ndee of Dine’e, het ‘volk’, de ‘mensen’.

Appenijnen

Usko-Medit. Zie het Akkadische appu en het Keltische penno: ‘hoogte’, ‘piek’, ‘bergtop’.

Zie ‘the Pennines’.

Arabië

Arabah, ‘steppe’, of ‘woestijn’ > Arabi, de ‘bewoners van de steppe of de woestijn’

Argentinië

‘zilverland’ (de Spanjaarden dachten er zilver (en goud) te vinden… Tevergeefs.)

Arisch

‘Herrenvolk’

Arizona

< Sp. ‘dor gebied’ of ‘Indiaans’ arizonac ‘kleine bron’?

Armenië

de inwoners noemden zich ‘Hay’ (het (eigen) volk (of ‘het eigenras’) en Hayastan hun land

syn. voor ‘Hay’ : ‘Ari’ en ‘Ar(i)manin ‘het land van de Ari’

Armenië

misschien: Usko-Medit. alb (‘bergen (waarvan de rivieren naar beneden stromen’ ) (Usko-Medit.))

Astrakhan

een vrijhandelsplaats, een handelspost waar geen belastingen moesten worden betaald

Asturië

Usko-Medit. as(i)tu, ‘std’ of ‘geboed’, hurru ‘mijnen’ (de Borinage van Spanje)

Atlantische Oceaan

tautologisch

Voor Columbus was het ‘de grote Oceaanzee’ maar met de ontdekking van nieuwe oceanen bestond de naam ‘Atlantische Oceaan’.

Atlas

Gr. < Egypte:  ‘groot water’ voor stromen zoals de Nijl en Eufraat > Atlas = Okeanos

Aue

Usko-Medit. ‘water’

Augsburg

< L Augusta Vindelic(or-um, een nederzetting ter ere van keizer Augustus

Australië

oorspr. Nieuw Holland, toen door Matthew Flinders Australië genoemd (zie Flinders Range, een begketen nabij Adelaide)

Auvergne

L arvenia < Usko-Medit. alb (‘bergen (waarvan de rivieren naar beneden stromen’ ) (Usko-Medit.))

Avon

L Abona

Ayers Rock

naar de jaam Sir Henry Ayers, eerste minister van de staat waar die rots zich bevindt, Zuid-Australië

inheemse taal: Uluru, ‘plaats waar veel schaduw is’

Azerbaidjan

‘tuin van vuur’, wanter ontstaan vuurzuilen als gevolg van de ontbranding van bitumen

Azië

< Semit. of Usko-Med. (w)asu, ‘opkomen’ (over het alg.), > ‘zonsopgang’

een hetero-etnoniem: = ‘het land van de opgaande zon’, het ‘morgenland’

Babylon

Bah-ilani: de poort van de goden

(El /  Al: God) > de poort waar de goden op aarde waren neergedaald

Bagdad

Sassanidisch-Perzisch, ‘geschenk’ (dad) van god (bagh)’ – « Dieudonné » (zouden de Fransen zeggen)

Bahamas

Baja Mar: ‘ondiepe zee’ (– Honduras)

Bahia

< Salvador de Bahia: ‘Heiland van de Baai’

Bali

?

Balkan

Turks: ‘beboste bergen’

Baltimore

lord Baltimore

Baltische Zee

in het Arabisch Bahr Warank, de Warangische Zee (de zee van de Vikings)

Baltische Zee

Usko-Med. balittu, ‘moeras’, ‘vijver’, ‘lagune’

Bangkok

‘stad of gebied (bang) van de fruitbomen (kok)’

Bangladesh

‘land (desh) van de Bengalen

Bengalen < Sanskr. Banga, ‘Gangesdelta’

Bantoe

‘mensen’, ‘volk’

Barbados

Port. het baardige eiland

Barbarije, Barbarenland

= het door Berbers bewoonde Noord-Afrika

Baskenland

Euzkadi, het ‘zuivere volk’, in de zin van ‘eigen’ volk

Euskera: de Baskische taal

Euzkal Herria: ‘thuisland van het Baskische volk’

Van Euski > L Vasci > Vasconia (het land) en de inwoners Vascones. > SP. Vascos en Viscaya (voor het land) > B-

Bastia

een fort, een ‘bastion’ van de Genuezen

Baton Rouge

op de plaats van een reusachtige cederboom, met de Fr. bijnaam ‘rode stok’

Bedoeïnen

Arab. badawi, ‘steppe’

Beiroet

< Beryta ‘waterput’

Belén

Bethleem

Belgae

Ook op de Britse eilanden.

Remi (Reims) was de hoofdstad van Gallia Belgica.

Zie het Gr. pelagos ‘zee’ < Usko-Medit. i.v.m. het Sumer. palgu, het Akked. palag, en het Hebreeuwse peleg, ‘stroom’, ‘water’. (p.142)

‘mensen die nabij het water (of de zee) wonen’

Belgrado

Beograd < Oudslav. Bialograd (wit + stad) (Maar wat was wit in Belgrado?)

Belize

(vroeger Brits Honduras) < Belice < Belix  < ‘Walix’ < een Britse zeerover, Peter Wallace

Benares

verengelste versie van Varanasi (uit de bijrivieren, Varana en de Asi, van de Ganges)

Benin

vroeger Dahomey < ?

Benin < een inheems koninkrijk dat de Portugezen in de 15e eeuw ontdekten < ?

Berber

zie iber: land, … > volk

cf L homo en humus: dezelfde wortel

Bergen (New Jersey)

door de calvinistische Walen gesticht

Berlijn

misschien Usko-Medit. iber (land)

Bern

Usko-Medit. iber (land) (niets te maken met beren)

Bikini

‘eiland van de talrijke kokosnotenbomen’

Birma

verengelste versie van Brahmadesh,’land (desh) van (de scheppende god) Brahma’

Bohemië

Keltische stam , de ‘Bojers’ (later: Germanen met ‘Böhmen’, later Tsjechen)

Bolivië

< Bolivar, el libertador

Bombay

Mumbai, de stad van de ‘godin Mumba’ of Mmbadevi

> Port.  bom baia, ‘goede baai’ > Eng. Bombay

Bora Bora

‘eerstegevoren land’

-borough

< burg (vesting)

Bosjesmannen

een door de Nederlanders gebruikt misprijzend woord voor San (of Khoisan) < exoniem bij de seentaire inheemse bewoners van de Kaapcolonie: Sanqua, ‘andere mensen dan wijzelf’, ‘buitenlanders’

De San noemden zichzelf ‘kwe’, ‘het volk’, of noa kwe, ‘het rode volk’.

Bosnië

Hier overheerst de islam.

Botswana

bo- (voorvoegsel bij abstracte naamwoorden) / tswana (een Bantoevolk, de Tswana’s): ‘geijkaardig’, ‘mensen zoals wijzelf’, ‘eigen volk’

Brazilië

< Brazil: een eiland in de Antillen < Gaelisch: ‘eiland der gelukzaligen’

Bretagne

Breizh < Usko-Medi. Iber (land omgeven door water)

Het schiereiland Armorica, ‘land (are) nabij de zee (mor)’, een syn. van ‘land omgeven door water’

Brno

in ‘Mären’ (D) (Moravië)

Zie Bern, Verona: ‘een stad aan een meander van een rivier’.

Brno

Usko-Medit. iber (land)

Brooklyn

< Breuckelen

Brugge

< burg (vesting)

Buenos Aires

Nuestra Señora Santa Maria de los Buenas Aires (zoals de Maagd Maria van de Goede Winden, de Madonna van los Buenos Aires op een schilderij in het Alcazar van Sevilla.

Buenos Aires

Onze Lieve Vrouw van de Gunstige Winden, de noordoost-passaten

Bulgaren

Mogelijk zolas België, gebied in de nabijheid van water’.

Woonden vroeger aan de Volga.

Burkina Faso

Haute Volt, Opper-Volta  < (Rio da) Volta (Port.), ‘terugkeer’ (toespeling op de vele meanders ?)

Burkina Faso, ‘vaderlijk huis’, ‘thuisland’ (faso) van de ‘onkreukbare mensen’ (burkina)

Burundi

‘land van het Rundivolk’

Bu-, ba-, ki- verwijzen resp. op een land, een etniciteit en een taal.

Cabot (John _)

< Ital. Giovanni Cabotto, werkte voor de Engelse kroon

Cairo

Arab. al-Qahirat, de ‘stad van de overwinning’ of volgens een legende werd de stad gesticht toen de planeet Mars, ‘Al Qahir’ in het Arabisch, hoog aan de hemel stond, wat als een gunstig voorteken werd beschouwd.

Cajuns

< gedeporteerde Acadiens (tijdens de ‘gand dérangemen’) (18e eeuw)

Calcutta

Kolkata, de stad van de godin dan de dood, Kali

Californië

< in het middeleeuwse epos van Roland werd het rijke land van Califerne vermeld (= het kalifaat van Córdoba).

Cambodja

Fr. versie voor Kamudja-desha, ‘land (desha) van Kambu’.

Volgens een oeroude mythe was Kambu een kluizenaar die van de god Sjiva de nymf Mera als bruid kreeg ; die twee werden de stamhouders van het volk der ‘Kambumer’, beter bekend als ‘Khmer’

Cameroen

Port. camarões, ‘garnalen’, die er in de kustwateren en in de monding van de stromen krioelden

Canada

< ‘kanata’ (‘Indiaans’) (dorp, land)

Canada

een dominion  < de Bijbel: Psalm 72:8 over God: « He shall have dominion from sea unto sea, and from the river unto the ends of the earth. » (Hij heerse van zee tot zee, …)

Canarische Eilanden

Hondeneilanden (< Romeinse tijd: er waren veel honden > zangvogeltjes: canaries

Cape Cod

‘kaap kabeljauw’ (er was toen veel kabeljauw)

Caraïbische Zee

< Caniba of Cariba (ze waren ‘mensenters’, wat Columbus van de Taino’s begreep over zijn inwoners) > Caribalen of Canibalen > kannibalen, een synoniem voor mensenters.

Opm. Elke ‘Indiaan’ die het waagde zich tegen de nieuwe meesters te verzetten was bestempeld als menseneter.

Carintië

‘ker’ (rots)

Carolina

ter ere van koning Karel (Charles) I

Carrara

‘ker’ (rots)

Casablanca

Arab. Dar al Baida, ‘wit huis’ (zoals in de Spaanse versie)

< Casa Braca (Port. in de jaren 1570)

Centraal-Afrikaanse Republiek

vroeger Oebangui-Chari : Oebangui, ‘plaats van de stroomversnellingen’, een bijrivier van de Congostroom, en de Shari, ‘rivier’

Cervin(o)

‘ker’ (rots)

chemie

< Kemit (= oud Egypte): het land van de zwarte aarde

Chemnitz

‘beek der stenen’

Cherokees

hetero-etnoniem: ‘de mensen die anders spreken’

Ze noemen zichzelf Ani-yun-wiya, de ‘ware mensen’.

Chicanos

de Spaanssprekende afstammelingen van de Spanjaarden en Mexicanen in de V.S.

Chili

< (Araucaniërs) misschien: ‘het vruchtbare land’

Santiago de Chile (sint Jacobus, de heilige van Spanje, als bijstand tijdens de oorlog tegen de ‘Indianen’)

China

door de Mongolen Cathay genoemd, ‘land van de Khatanen (of Khitanen) (een Mongoolse stam)’

China

‘het rijk van Chin’ (de eerste dynastie)

China

Zhong Guo, in het Mandarijns guo ‘land’

De allereerste dynastie die over heel China heerste was de Chin- of Qindynastie. > China, ‘land van CHin’

China

Zong-Guo: het ‘Rijk van het Midden’

Chur

‘ker’ (rots)

Cochinchina

Fr. versie van Giao Chi, een Chinese naam voor Vietnam met de intrigerende betekenis ‘gekruiste tenen’, wellicht een metafoor voor de Mekongdelta

Colmar

L columbarium. Daar was een ‘latifundium’, een landbouwbedrijf met een grote duiventil, een ‘columbarium’

Colombia

< Cristoforo Colon

Colombië

Columbus

Compostela

< compostelum: ‘begraafplaats’ + Santiago: « Heilige Jacob »

= Santiago Matamores: de ‘morenslachter’

> in Amerika als Santiago Mataindios:’de Indianenslachter » door de conquistadores vereerd

(zie ook: Diego > San Diego)

Coney Island

< ‘konijneneiland’

Congo

stroom < ‘god’ (> goddelijke stroom) of in een plaatselijke bantoetaal ‘berg’ (> de bergen waar het water zich een weg doorheen moet banen vooraleer het de Atlantische Oceaan bereikt)

Corfu

in het Gr. : Kerkyra <‘ker’ (rots)

Cornwall

Kernow (‘hoorn’, ‘schiereiland’) + Wealas (‘vreemdelingen’ voor de Angelsaksische inwijkelingen)

Corsica

Gr. Kallistè, ‘het allermooiste eiland’ (l’Ile de Beauté)

Costa Brava

(Catalonië) ‘wilde kust’

Costa Rica

‘kust van de rijkdom’

creool

ter plaatse ‘gekweekte’ Spanjarden of Europeanen (< Sp. criar: kweken, doen groeien)

Cuba

door de Taino’s ‘Colba’ genoemd (door Columbus ‘Juana’ genoemd, ‘eiland van Juana’, ter ere van de Spaanse troonopvolger, Juan (die maar 5 jaar later stierf).

Curaçao

Het eiland waar Vespucci de matrozen achterliet die aan scheurbuik leden. Toen hij met zijn manschap maanden later terugkwamen, vonden ze die mannen gezond terug.

Zo ‘genezing’, Curaciόn > Port. Curaçao

Cuzco

< Quechua: Qosqo, ‘de navel’, het centrum van het rijk der Inca’s

Cyrillisch alfabet

uit Cyrillus, eigenlijk Constantijn, een monnik in Thessaloniki

Dakota

een stam, ‘bondgenoten’, door hun vijandige noorderburen, de Ojibwa, Nadawessioux genoemd, ‘slangen’ of ‘adders’ (toen door de Franse ‘voyageurs’ Sioux genoemd, uitgesproken als ‘soux’)

Uit het zuiden naar het noorden gedeporteerd.

Dakota

naar de Dakota-‘Indianen’, ‘bondgenoten’

Danebrog

tijdens de campagne van de Deense kruisvaarders in het oosten van Europa zou uit de hemel een rode vlag met een wit kruis zijn neergedaald

= het nationaal embleem van Denemarken, de oudste nationale vlag ter wereld

Dar es Salaam

Arab. ‘huis van de vrede’

de sfinx van Giza

met een menselijk gezicht < Giza: man

delta

< Pelasgische wortel zoals daltu (Akkad. ‘opening’, ‘doorgang’) > ‘de plaatswaar een stroom opengaat’

Dene

‘mensen’, ‘volk’ (een ‘Indiaanse’ stam)

Detroit

‘nauwte’ (Frans fort aan de oever van het Huronmeer)

Dixieland

Tijdens de Franse bezetting circuleerde namelijk een geldstuk van 10 ‘sous’, met een grote ‘dix’ erop. > bijnaam ‘land van de ‘dix » voor Louisiana en de naburige zuidelijke staten

Djibouti

Afartaal ‘(met palmbladeren geverfde) schaal’, waarschijnlijk een toespeling op de vorm van het landschap rondom de havenstad

Dnjepr

Usko-Medit. zoals dan(nu) in het Akkadisch: ‘machtig’  > de’machtige stroom’

Dnjestr

Usko-Medit. zoals dan(nu) in het Akkadisch: ‘machtig’  > de’machtige stroom’

Donau

Usko-Medit. dannu, ‘machtig’

Donau

Zie Danubius. Usko-Medit. zoals dan(nu) in het Akkadisch: ‘machtig’  > de’machtige stroom’

Dublin

Oudnoors Dubh Linn (of Lind), ‘burcht (of nederzetting) aan het zwarte water’

Duits

Deutsch < deuda, thiota (het ‘volk, ‘mensen’) > Deutchland, ‘het land van het (Germaanse) volk’

Zie teuta, tuath, ‘volk’ (resp. in het Illyrisch en Oudiers), tapputu (Akkadisch), ‘gemeenschap’.

 

Durban

< een Engelse gouverneur, D’Urban

Dutch

verwarring bij de Engelsen: alles aan de overkant van de Noordzee in de Lage Landen

Ecuador

‘het land aan de evenaar’ < equator dei et noctis’ (door middeleeuwse astronomen bedacht)

Egypte

Gr. Higiptos (of Kemia) < Kemitisch: Hetkaptah: het (verblijf) + ka (de ziel van een god (en van een mens) + Ptah (god van de schepping): de plaats waar de ziel van de scheppende god Ptah zich ophoudt > Gr. gea-ptah: land van Ptah

Elbe

cf Alpen: ‘de stroom die vanuit de bergen naar beneden vloeit’

Elzas

de Alemannen hadden zich daar gevestigd: degenen die ‘aan de oevers van de Ill zaten, de Elzassers

Elzas-Lothringen

tijdens de 2e W.O.: Westgau

Erie

‘Ind. stam, ‘kat’ (= panters)

Eritrea

Gr. ‘land aan de Rode Zee’, wegens de massa’s rode algen in het water (trichodesmimum erythreum): een plaats die door de Grieken erythros pontos of erythra thalassa genoemd werd

Eritrea

oorspr. de Gr. naam voor de Rode Zee, Erythros Pontos of Erythra Thalassa’ > ‘land gelegen aan de Rode Zee’

Eskimo

‘eter van rauw vlees’

Estland

het land van de Finno-Ugrische Eistir, Eistland

een bepaalde stam heette Refalir > Revala of Reval, door de Duitsers gebruikt voor Tallinn

Ethiopië

Abyssinië < Arab. habash ‘vermengd’

Ethiopië

Gr. Aithiopia < aithomai (branden) + opsis (aangezicht) : het land van de mensen met een verbrande gezichten

Ethiopië

Gr. ‘land van de mensen met de verbrande gelaten’, m.a.w. de zwarte mensen ; vroeger voor de Italianen Abessinië, uit een Arab. woord, habesh, ‘mengeling’, dat verwijst naar de mozaïek van rassen die er thuishoren

Etna

Usko-Medit. attuna (‘oven’)

Etrusken

/ Mer Tyrrhénienne

voor de Grieken: ‘Tyrrhenoi’ of ‘Tyrsenoi’, de zogenaamde afstammelingen van de Lydische koningszoon Tyrsos.

Een term voor de Pelasgen in het algemeen (dus niet alleen de Etrusken,dus heel Centraal-Italië)):

< Usko-Medit. tur (rondzwerven, reizen, zaken doen) + ursani (krijgers).

Etrusken (ze noemden zichzelfRasenna (ras, ‘hoofd’, dus, ‘eider, ‘heer’: het ‘herenvolk’)< L. Etrusci (Usko-Medit. etr (atr in het Ugaritisch, atra in het Aramees), ‘land’

Zie Latijn ‘terra’ en het Nederlands ‘aarde’,

en ‘isqu’ of ‘esqu’, (eigendom): ‘eigenaars van het land’

Europa

Gr. Europa < ‘het land van de ondergaande zon’ voor de oosterlingen (zo de Feniciërs): Semit. ereb(u), ‘zonsondergang’, ‘duisternis’, ‘westen’, ‘avond’  (cf Usko-Medit. ereb, ‘(land van de) ondergaande zon’, ‘westen’

Euskadi

het ware, zuivere volk

Faeröer

eilanden (öer), kweken van schapen (faer)

Falkland Islands

1) (in 1600) de Sebaldeilanden < Sebald de Weert (Antwerpenaar) op sommige kaarten (17e eeuw); 2) op andere kaarten: een door Britse zeelui gegevennaam, de Falkland Islands, ter ere van hun sponsor, burgraaf Falkland

3) Roggeveen herdoopte dit archipel tot Belgica Australis, ‘Nederlanden van het zuidelijke halfrond’.

4) (in de 18e eeuw) Iles Malouines, ‘eilanden van St-Malo’

farao

< per-o: het huis (per) met de zuilen(o): bewoner van dit paleis > heerser:  farao

Fiji

< Viti, ‘land’, ‘vaderland’

Filipijnen (de)

Eilanden van Sint Lazarus (het feest van de heilige op 16 maart) (door Magellan ontdekt) (1521) >

(1542) de Filipijnen (ter ere van de toekomstige koning Filips II)

Finland

Fin, ‘bewoner van veenland’

Florida

‘bloemenland’ (ter ere van het paasfeest) (op paaszondag 1513 ontdekt)

Franken (D)

Zoals Frankrijk < het land van de Franken, de ‘vrije mensen’

Gabon

Port. Gabão, m’natel’, een toespeling op de dichte begroeiing die de oevers overdekt

Gambia

stroom < ?

Ganges

(Sanskr.) gaanga, ‘water’, in de zin van ‘hét water’, ‘het grote water’, ‘de stroom’

Garonne

‘het water van de rotsen’ (ker (rots) + onna (water))

Gascogne

Vroeger Baskisch.

Van Euski > L Vasci > Vasconia (het land) en de inwoners Vascones. > SP. Vascos en Viscaya (voor het land) > B-

Zo Golfe de Gascogne = Golf van Biskaye

Genghis Khan

‘algemene Khan (koning)’

geo-

< Gr. gè of gaia ‘aarde’ < Sumerisch ki of gu

geografie

(280-195 voor Christus) bedacht de term ‘geografie’. Hij berekende de omtrel van de aarde bijna precies.

Georgia

ter ere van koning George II

Georgië

Vroeger ‘Iberië’ (zoals voor Spanje en Portugal): ‘vasteland’, ‘land omringd door water’.

De Georgiërs noemden zich ‘Kartvelebi’  en hun land ‘Sakartvelo’ (vallei tusen de toppen).

Voor de Persen en Arabieren: « Gurj’ (Georgiërs) en ‘Gurji’ (hun land).

Voor de Russen later: ‘Grusija’.

Germania

Eng. Germany

1 exoniem: Kelt. gair-maon (broedervolk, buurvolk)

2 Zie L germanus of germana (Sp. hermano/a), resp. ‘broer’ en ‘zuster’

3 Of zoals voor de Grieken: Usko-Medit. ger(u) ‘vijand’ of ‘tegenstander’ + ummanu ‘mensen’ > Kelt. de ‘vijandige mensen’

Ghana

‘koning’

Gibraltar

Arab. Djabal Tarik, ‘de rots (of berg) van Tarik (een Arabische veroveraar)

Gobi

‘zandwoestijn’

Götaland

(Zweden) het land van de Gothen

Griekenland

(H)ellas met de Hellenen, ‘de nazaten van Helle’, zoon van Deukalion, de Griekse Noë en zijn vrouw Pyrrha.

Misschien zoals het Mesopotaamse woord ellatu, ‘groep van mensen, ‘bond (van volkeren en stammen)’.

Grieken < zie het Akkadische ‘geru’ (of ‘geranu’ ‘vijand’, het Hebreeuwse ‘ger’ ‘vijandige vreemdeling’ voor de Pelasgische bevolking.

‘Yunanistan’ (in het Turks) Zie Akkad. uwanu (of ummanu), ‘menigte’ of ‘volk’.

Groenland

Gr. de titaan Kronos > Atlantische Oceaan:  »Mare Cronium’ > Cronia, een eiland in het noorden (misschien IJsland,  maar IJsland werd door de Romeinen Thule genoemd) > Cronia, dus een ander eiland > Cronland door Erik de Rode > stuntelige Latijnse vertaling: Groenlandia

Guadalcanal

geboortestad in Andalusië van Pedro de Ortega,een bemanningslid van Álvaro de Mendaña

Guadelupe

< Onze-Lieve-Vrouw van Guadelupe (het Lourdes van de Spaanse provincie Extremadura)

Guanches (of Guancinet)

Canarische Berbers: ‘mensen van Tchinet’ Tchinet : de naam van het grootste eiland, Tenerife of ‘witte (ife) eiland (tener)’ (allusie op de eeuwige sneeuw of de vulkaan Teide (Paleoberbers ‘eheide’ mond = een soort mond van de Moeder Aarde)

Guangzhou

Chin. ‘hoofdstad (zhou) van de provincie (guang)’

Ook ‘Kanton’ genoemd.

Guatemala

< Mayataal: misschien ‘land van de vele bomen’ of ‘waterspuwende bergen’

Guinea

< het ‘zwarte werelddeel’ (voor de Portugezen), in navolging van Noord-Afrikaanse Berbers die de inwoners ervan Iguinawen noemden, ‘stomme mensen’, mensen die een onverstaanbare taal spraken

Guinea

Berbers : Akal n-Iguinawem of Iguinawem; ‘diegenen die niet kunnen spreken’, ‘stomme mensen’

Guyana

‘land omgeven door water’, ‘waterland’

Haiti

(Taino-inwoners) Ayiti, ‘land van de hoge bergen’

Halifax

de naam van een Britse generaal, Lord Halifax

Han

geleidelijk > ‘volk’, ‘ons volk’, ‘het Chinese volk’, ‘het volk, ‘de mesnen’ (zie deutsch)

Han

‘het volk, ‘de mensen’ (zie deutsch)

Hanoi

‘bocht van de rivier’

Harlem

< Haarlem

Hawaï

Sandwicheilanden, ter ere van Cooks baas, John Montagu, Earl of Sandwich

het grootste eiland, O’why’he, ‘thuisland’

Hebreeërs

waarschijnlijk: < Ibrim (in het Kanaänitisch): ‘het volk aan de overkant ‘(van het Libanongebergte)

Hebriden

Oudnoors Havbredey, ‘eilanden aan het uiteinde van de zee’

Himalaya

Indisch oorsprong

Sanskr. jima alaja, ‘het huis van de sneeuw’, het ‘sneeuwverblijf’

homo & humus

man en aarde: verwantschap

Elk individu kwam van Moeder Aarde en bestond uit ‘aarde’.

Zie ‘moederland’.

Honduras

‘diepten’ of ‘diepe wateren’  (– Bahamas)

Hong Kong

verengelste versie van Xianggang (welriekende (xiang) haven (gang)); de reuk is een toespeling op de zoete wareren die door de Xi Jianstroom in die omgeving in de zee gestuwd worden

Hongarije

On-Ogur, ‘de tien pijlen’, een bond van 10 stammen (H- -later wegens een verwarring met de Hunnen)

Magyar: zie het Akkad. madu (‘menigte’ of ‘volk’) en gerru (‘karavaan’, ‘expeditie’), ‘het nomadisch volk’

Hottentotten

vehoeders van de Kaapcolonie: een door de Nederlanders gebruikt misprijzend woord als nabootsing van de klik-klanken van de taal van de Khoi en de San, ‘stotteraars’

Khoi betekende ‘echte mannen’.

Hué

Hoa, ‘stad van de vrede’

Huronen

Ze noemden zichzelf ‘Wyandot(te)’ of ‘Wendat’, ‘(schier)eilanders’ (hun kernland lag als een schiereiland tussen enerzijds de Ontario- en Eriemeren en anderzijds het meer noordelijke meer dat hun naam draagt.

Huronen: een hetero-etnoniem:

hun haarkapsel deed denken aan een Mohawk haircut, voor de Fransen een ‘hure de sanglier’, daarvan ‘Hurons’.

Hutu / Tutsi

< ?

Iberië

Usko-Mediterrane taal: iber (zoals het Fenicische afar): aarde,land, land in tegenstelling tot water, omgeven door water, eiland

Ierland

Kelt. Iveriu of Iberiu (zie de syn. ‘Erin’) (OE: Yra > Yra+land > Ireland) < Usko-Medit. (zie ‘Iberië’) ‘land omgeven door water’

IJsland

Island, vroeger Snjoland (‘sneeuweiland’)

Imazighen

Berbers woord voor hun volk: ‘vrije’ of ‘onafhankelijke mensen’

Inca

de titel van de absolute heerser van het koninkrijk der Inca’s

India / Indië

< Indus, een stroom

Indus, de westerse variant van Hind, een cognaat van het Semitische ayn, ‘water’ of ‘bron’ > de ‘grote stroom’, de ‘stroom der stromen’ >

India, ‘het land van de Indus’

de inheemse naam: Bharat (Sanskriet) < Bharat, een legendarische held ? Of een machtig volk dat ooit daar thuishoorde?

< Indus : Usko-Mediterraans: ‘hind’: ‘water’.

> (Gr.) India (geen ‘h’ in het Grieks) (een hetero-etnoniem)

De Indiërs gebruikten nl. Bharat, de naam van een legendarisch volk, de Bharata’s, die duizenden jaren geleden het Indische kernland bewoonden.

 

Indianen

beter: ‘native people’ of ‘first nations’

Indië

< Indus : Usko-Mediterraans: ‘hind’: ‘water’.

> (Gr.) India (geen ‘h’ in het Grieks) (een hetero-etnoniem)

De Indiërs gebruikten nl. Bharat, de naam van een legendarisch volk, de Bharata’s, die duizenden jaren geleden het Indische kernland bewoonden.

Indische Oceaan

< bij India

De eerste oceaan was de ‘Oceaanzee’ (= de Atlantische) voor de Europeanen. Maar ze ontdekten andere gelijke grote zeeën. Dus Indische, Stille Oceanen > de oorsponkelijke Oceaanzee werd Atlantische Zee.

Indonesië

19e eeuw: ‘Indische eilanden’

Inheemse naam Nusantara, ‘pareleilanden’, hun archipel wordt als een snoer van parels beschouwd

Inn

L Oenus < ‘onna’ (water)

Inuit

‘mensen’, ‘volk’

Irak

< misschien ‘wortel’, d.w.z. ‘diep geworteld land’

Iran

Arya of Airiya (volk dat zich daar vestigde) ‘edele mensen’

> Eran > ‘Arisch’ en ‘Iran ».

Akkadisch ‘Parsu’ (‘afgescheiden, apart land’) en de inwoners van dat Pas (of Fars): Farsi of Parsi  (‘Perzen’). > Persepolis (in het Grieks) ‘Perzenstad’

Irokezen

< ‘adders’, pejoratieve naam die door de Huronen of andere ‘Indiaanse’ partners van de Fransen gebruikt was

Irokezen

‘adders’ (een scheldnaam die door de Abenaki gegeven was)

Ze noemdenzichzelf: Kanonsionni (liga van de verenigde clans) en nu Haudenosaunee, ‘volk van het lange huis’, omdat ze leefden in dat soort woningen (long houses).

Irun

Bask. Ilun of Irun, ‘stad’

Iruña

Sp. Pamplona; Bask. ‘de (grote) stad’

Isfahan

Perz. ‘leger’, ‘kazerne’

islam

Semit. ‘heil’, ‘redding’, ‘vrede’

Zie salaam aleikum (Arab.) et shalom (Hebreeuws).

Islamabad

‘stad van de islam’

Israël

(volgens de Bijbel veranderdeJakob zijn naam tot Israël (« hij die God heeft gezien »).

Istanboel

< istan poli: ‘dé stad’ (Gr.) zoals de Romeinen Rome ‘urbs’  genoemd hadden

Italië

het land van de Romeinen vooral veehoeders : door de Grieken ‘Italia’ genoemd: italos (kalf, jonge stier) (L vitulus, I vitello) (andere interpretaties op p.13)

Jamaica

< Xamayca (in de tal van de Taino’s, ‘land van bossen en water’)

Jamestown

ter ere van koning James I van Engeland en Schotland

Japan

door de Chinezen Riben Guo genoemd, ‘land van de opgaande zon’; de Japanners namen het Chinese pictogram van diebenaming over, maar spreken het uit als Nihon of Nippon, ‘opgang (hon) van de zon (ni)

Vermoedelijk Riben Guo > Zipangu (in de door Marco Polo gebruikte vorm) > Japan

Japan

het ‘land van de rijzende zon’

Japan

voor de Chinezen ‘Riben Guo’, het ‘land van de opgaande zon’

Nihon, Nippon: ni (zon), hon (oorsprong)

In het Japanse Kanjigeschrift, dat van Chinese oorsprong is, wordt het woord Nippon voorgesteld door hetzelfde pictogram als in het Chinees en is dus voor de Chinezen leesbaar. Maat terwijl de Japanners hem uitspreken als Nippon, lezen de Chinezen Riben Guo.

In het Kantonees ‘Jihpen-Kuo of Jipang-Kuo’ uitgesproken, ‘land van de rijzende zon’. > Japan.

Java

of Java dvipa: Sanskriet voor ‘giersteiland’

Jerez

Arab. Shiraz, ‘stad van wijn’ of ‘stad van de wijngaarden’

Jeruzalem

(Kanaänitisch) Urusalim (een Akkadisch woord : ‘uru’ (dak, in de zin van tempel) van de ‘vriendschap’ (salimu) > Awsham > (door de Hebreeërs veroverd:) Jerushalim

Het lag op 2 bergen. Dus ook ‘Zion’ (berg met twee toppen (Akkadisch: ‘sina’ en/of het Hebreeuwse ‘snaim’ (twee).

Jeruzalem

in het Arab. Al Quds, -q(u)ds, ‘heilig’, dus een ‘heilige stad’

Joegoslavië

‘Zuid-Slavenland’

Jordanië

< Urdun : de Jordaan (rivier) (de hemel, de hemelse rivier) of (Hebr.) hayarden (‘afdalen’, ‘naar beneden vloeien’)

Juda (het gebied rondom Jerusalem)

in het Aramees: Jehud voor het land en Jehudim voor het volk. Zo ontstond de term ‘jood’ (oorspronkelijk ‘inwoner van Juda’)

Kaap Hoorn

Ned. stad Hoorn (door Jacob Le Maire en Willem Cornelis Schouten in 1615-1617 genoemd)

Kabiliërs

Berberse stam in Algerije: etnoniem naam door de Fransen: wortel: qabil (stam)

Kales

Fr. Calais < Oorspr. Kale

Usko-Medit. Kala, ‘steile oever’ of ‘haven’

 

Kameroen

Port. camaroa, ‘garnaal’

Kamtchatka

Russisch ‘rietland’

Kanaän

(de Kanaäniten werden door deGrieken Feniciërs genoemd)

palmboom > palmbomenland

Kandahar

< Iskandahar: ‘stad van Alexander (Iskander)’

Kansas

‘mensen van de zuiderwind’

Karakorum

Kara (zwart) + korum (Mesopotam. oorsprong ‘ommuurde plaats’, ‘citadel’) > ‘zarre handelsplaats’

Karpaten

‘ker’ (rots)

Kaspische Zee

Mare Capium (L) < Caspii, een volk ten westen van de zee

Usko-Medit. zie Akkad. qas, ‘keten’, (ap)pu, ‘bergtop’, ‘bergketen’ (zie Caucasus)

Kassel

L castellum

Kaukasus

Usko-Medit. kap, ‘klippen’ of ‘(steile) bergen’, en kasu, ‘koud’

= de ‘Koudenberg’

Kenia

de naam van de grootste berg van het gebied, Mount Kenya, Kiinya in de taal van het Kambavolk, en Kirinyaga of Kerenyaga, in die van de Kikuyustam.

‘witte berg’

Kent

Usko-Medit. cant, ‘waterkant’ > ‘haven’

Keulen

L Colonia < Colonia Claudia Ara Agrippinensium

khan

Turks, Iraans: een plaats waar men handel drijft en waar handelaars onderdak vinden, ook bekend als een karavanserai

Kilimanjaro

in Swahili: ‘witte’of ‘blinkende’ (njaro) ‘berg’ (kilima)

Koblenz

< L Confluentes

koeterwaals

een variant van het Duitse Kauerwelsch, oorspronkelijk Kurerwelsch of de Romaanse taal van het Zwitserse Chur en omgeving (waar het voor Duitsers bijzonder moeilijk verstaanbare Raeto-Romaans gesproken wordt).

Koeweit

‘fortje’

Koptisch

d.w.z. ‘Egyptisch’, zo door de Grieken genoemd (de meerderheid van de bevolking was christelijk)

Koptisch

Qob (inwoner van Egypte) voor de veroverende Arabieren in de 7de eeuw < Aigyptoi (leden van de christelijke kerk onder de Griekse heersers (na de Romeinen)

Korea

guk, ‘land’ > Han-Guk: ‘land van het (of ons) volk’

Korea: hetero-etnoniem, naar de heersers in de middeleeuwen, de Koryo-dynastie, Coria (zie Marco Polo)

Kosovo Polje

het ‘merenveld’

Kosovo Polje

het ‘merenveld’ / ‘veld van de merels’, waar de Turken de Serviërs versloegen. Later werd hun plaats ingenomen door Albanezen, de huidige Kosovaren.

Krim

Mongools kerim, een fort in het Khanaat van Kipchak (in de Krm)

Kroatië

Een halve wortel delen de Kroaten met de Serviërs: Srb en Hrv: Srbija en Hrvatska.

Hun historisch antagonisme is te wijten aan de verschillende godsdiensten: Kroatië is overwegend katholiek en Servië Grieks-orthodox.

Kuala Lumpur

kuala (in het Maleisisch: samenvloeiing) van de Kelang en de Gombak, twee ‘modderige rivieren’ (lumpur, ‘modder’)

Kyoto

kyo + to, beide betekenen ‘hoofdstad’

Labrador

Port. João Fernandes noemde dit geboed ‘Tierra del Lavrador’ (land van de ploeger). Hij dacht iemand gezien te hebben die aan het ploegen was.

Lac Supérieur

< Fr. ; ‘Ind.’ ‘Kitchi-gummi’ (het ‘grote water’ of het ‘grote meer’)

Laos

‘Pathet Lao’, ‘land van Lao’, de legendarische stichtervan dat rijk, en een bijnaam, Lan Chang, ‘(koninkrijk van de) miljoen olifanten’

Las Vegas

< Sp. oase met weidegrond of ‘vega’

Lenin

een pseudoniem, misschien uit de Lena, die in de omgekeerde richting vloeit van de Volga

Leon

L legion(m), want daar werd een legioen gestationeerd.

Libië

< Egypte: (Kemit): Leba of Libu of Rebu, Ribu : gelijkenis met ‘ereb’ (‘westen’, ‘zonsondergang’)

Lima

< Quechua: Rimac (fluisterende water) (L < R: zoals voor het Sp. Catalina en de Caribalen (R > N: ‘kannibalen’)

Limpopo

‘krokodilstroom’

London

OE ‘laund’ (gebied, land) + ‘dunum’ (versterking) > versterkt gebied (zie ‘town’)

Long Island

< ‘lang eiland’

Los Angeles

Nuestra Señora La Reina de los Angeles

Maas

L Mosa, ‘afwatering’

Macao

Port. vorm van Amangao (Kantonees), ‘haen (nagfao) van Ama’, de beschermgodin van de zeevaarders

Macchu Picchu

‘oude berg’ (de naam van de hoogste bergnabij) (en niet de historische Quechuanaam)

Macedonië

Gr. Makedon(ia) < Usko-Medit. dannu, ‘machtig’, ‘groot’

Madagaskar

Port. São Lourenço (ze waren er op 10 augustus aangekomen, het feest vandie heilige)

1894-: protektoraat onder de Fransen; Madagasikara (de inheemsen zouden met dit woord naa het vasteland, Afrika, hebben verwezen)

Madeira

Ilha de Madeira (eiland van het hout of van het bos)

Magellan (Ferdinand)

eigenlijk Fernaõ de Magalhães

Maghreb

al Maghreb, ‘westen’, ‘avondland’ voor de Arabieren

Zie Mauren.

Maine

Fr. Maine (hoofplaats Le Mans)

Malakka

waarschijnlijk Arab. malga, ‘schuilplaats (voor schepen)’

Malawi

‘vlammen’, als weerspiegeling van de ondergaande zon in zijn wateren

Maleisië

Malaya: de verengelste vorm van een woord uit de taal van de uit India ingeweken Tamils: malay (berg) > het ‘bergachtige land’, de Maleisiërs, het ‘bergvolk’

Mali

‘verblijf van de heerser (ma of mansa)’

de inwoners van Mali, de Malinke, ‘het volk van de herser’

Mamelukken

tegen de kruisvaarten:

De Egyptische Mamelukken zetten het werk van Saladin voort; toen ze in 1291 Akko (Accra) innamen, kwam aan de droom van een christelijk ‘Heilig Land’ een einde.(p.46)

Managua

Sp. < Azteeks: Mana-ahuac: ‘plaats nabij het water’

Manhattan

Mana-hata (inheemse taal): misschien ‘eiland’

Manilla

< Sp. < plaatselijke taal: may milad, ‘plaats met vele mangroven’

Manitoba

Ojibwananaam van een plaatselijk meer

Mantsjoerië

de bevolking, de Mantsjoes, de ‘zuiveren’, ‘de echten’, ‘hetware volk’ (zoals de Euzkadi, de Basken)

Maori

inheemse taal: ‘mensen’, ‘volk’

hun land: Aotaroa: ‘land van de lange (roa) witte (tea) wolk (ao)’

Marañon

een soort syn. voor Amazone: Sp. maraña, ‘verwarring met planten’ (dichte begroeiing die de navigatie moeilijk makten)

Marianas

Las Marianas, ter ere van de Spaanse koningin Mariana van Oostenrijk

Markiezeneilanden

Islas Marquesas, ter ere van devrouw van de vicekoning van Peru

Marne

L Matrona< ‘onna’ (water)

Marokko

< Marrakesh (in de11e eeuw gesticht), Berberse naam, ‘loop snel door’, een allusie op de ongestvrijheid van het oord, vóór de irrigatiesystemen.

Toevallig ook in het Arabisch Marrukuch, ‘de mooi versierde’ of de knappe stad.

Marshalleilanden

< een collega van Cook, John Marshall

Maryland

ter ere van koningin Henrietta Maria,gemalin van koning KarelI

Massachusetts

‘het gebied van de hoge bergen’

Mauna Kea, Mauna Loa

mauna, ‘berg’, kea ‘wit’ (met sneeuw bedekt), loa ‘lang’

Mauritanië

L Mauritania, het ‘land van de Mauri’ < Fenicish Mahaurim, ‘westerlingen’

‘land van de Mauren’

Mekong

Thais: ‘moeder (me) van de wateren (khong)’; in de Khmertaal: ‘Tonlé Thom, ‘grote stroom’

Melanesië

‘zwarte eilanden’

Melbourne

naar de naam van de Britse eerste minister, William Lamb, burggraaf van Melbourne

Memfis

Gr. versie van Men-Nefer: de stad van Nefer

mestiezen

Sp. mestizos < L mixtus, ‘vermenging’

Mexico

< in Nahuatl (tomaat, chocolade, cacao, sjiek (tzictli)), de taal van de inwoners van, het huidige Mexico-stad: Mexica = (syn.) Azteken ( < Azteken, volgens een legende mensen die afkomstig waren uit een ver land ergens in het noorden, Aztlan (het witte land)

Technotitlan: ‘de plaats van de cactus’

> daarom een cactus (met een arend bovenop) op de Mexicaanse vlag

Mexico was zoals Venetië

< metz-xih-co: ‘navel van de wateren van de maan’ (een soort centrum van de wereld)

Michigan

‘Ind.’ ‘groot water’

Micronesië

‘kleine eilanden’

Mississippi

Ind. ‘vader der wateren’

Missouri

‘Ind.’ ‘plaats van de grote kano’s’

Moesel

L Mosella, de ‘mindere Maas’,  ‘de kleine afwatering’

Mogadishu

Arab. -q(u)ds, ‘heilig’, dus een ‘heilige stad’

Mohawk

een stam van de Irokezen, een scheldwoord van Algonkiaanse oorsprong: ‘menseneters’

auto-etnoniem: Ganiengehagwa, ‘mensen van de vuursteen’

De Irokezen hadden een scheldnaam voor de Algonkianen: Hatirontak, ‘eters van de boombladeren’, omdat de Algonkianen slechte jagers waren.

Molukken

< Maluku, plaatselijke naam, ‘voornmaaste eilanden’

Mongolië

Mughulistan, het ‘land van de dapperen (Mongolen)’

Montenegro

Door de Venetianen verzonnen: ‘zwarte (negro) bergen (monte)’.

Inheemse naam: Crna Gora (ook: ‘zwarte bergen’).

Montserrat

naar Montserrat dichtbij Barcelona (het nationale heiligdom van de Catalanen)

Moorea

‘hagedis’

Mozambique

Port. < Musa (‘Mozed’) Mbeki, de naam van een inheemse handelaar en zeevaarder, die zich zo aan Vasco de Gama voorstelde > deze dacht dat het om denaam ging van het gebiedwaar hij zich bevond

mummie

< Semitisch ‘mum’, een synoniem van nafta

(p.59) Heel waarschijnlijk verkochten de Feniciërs teer aan de Egyptenaren die het gebruikten om de doden te mummificeren.

Bitumen kwam ook voor in het achterland van de Fenicische kuststrook zelf, nl. in de Dode Zee, die in de Oudheid bekend stond als het ‘Teermeer’.

Myanmar

het ‘land van het sterke volk’

nafta

geoxideerde aardolie uit Mesopotamië (later Irak)

Nairobi

in de taal van de Masaistam, de korte vorm van EnareNairobi, ‘rivier van koud water’

Namibië

‘land waar niets groeit’ .

Zie ook de naam van een Khoikhoi- of ‘Hottento’-volk, de Nama.

Nanjing, Nanking

‘zuidelijke hoofdstad’

Napoli

Neapolis, de ‘nieuwe stad’

Natal

(Zuid-Afrika) door Vasco de Gama op 25 december 1497 ontdekt

Navajos

Dine’e, het ‘volk’, de ‘mensen’.

Navajo is een hetero-etnoniem: ‘(mensen van de) beplante weiden’.

Navarra

Bask. naba (vallei (of plateau) in de bergen, hoogland, steppe, weide)

New England

het noordelijk e deel van het land, Massachusetts, R.I., Connecticut, …

New Orleans

< (Philippe d’)Orléans, een neef van Louis XIV

New York

(p.124) Novum Begicum of Nova Belgica, destijds een door humanisten gebruikt Latijns synoniem voor Nederland, of beter gezegd voor de Nederlanden in hun geheel, d.w.z. de Zeventien Provinciën van vóór de scheiding tussen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden.

 

< de broer van de Engelse koning, de hertog van York

Newfoundland

< new found laund (door Cabot genoemd)

door Fransen ‘Terre Neuve’ genoemd

Vinland voor de Vikings < vin: weide

Niagara

‘Ind.’ ‘donderend water’

Nicaragua

< het volk: de Niquiras of Niquiranos (misschien een Aztekse wortel, ‘nabij het water’) > Nicarao + (Sp.) agua

Nieuw-Caledonië

L Caledonia (Schotland) (door Cook genoemd)

Kanakkan, ‘mensen’

Niger

Berbers Gir-n-igheren, ‘stroom (ghir of gher) der stromen’

Niger, Nigeria

< stroom Niger < Berbers : Ghir-n-igheren: ‘stroom (gher ook ghir) der stromen’ > de Romeinen dachten aan ‘niger’ (zwart) > ‘Nijl der Zwarten’ > ‘Zwarte rivier’

Niger, Nigeria

< stroom Niger < Berbers : Ghir-n-igheren: ‘stroom (gher ook ghir) der stromen’ > de Romeinen dachten aan ‘niger’ (zwart) > ‘Nijl der Zwarten’ > ‘Zwarte rivier’

Nijl

nilu: overstroming > de overstromende rivier

Noord-Korea

Choson, uit de naam van een dynastie die de Koryo-dynastie had opgevolgd (tot 1910, toen de Japanners het land bezetten.

Choson werd een synonie van Han-Guk?

Norfolk Island

ter ere van de hertogin van Norfolk, de vrouw van een van de oversten van kapitein Cook

Novgorod

Bij de Vikings, Scnadinviërs was een nederzetting omheind door een palissade, en stond daarom in hun Germaanse taal bekend als een ‘gardr’ of ‘gaard’. (cf F clos)

> Russisch gorod, ‘stad’

Nubië

L  ‘goudland’

Nunavut

‘ons land’ in het Inuktitut

Nyasa

‘het meer’ = Malawi

Oceaan

< Okeanos < Sumerisch a-ki-an, het ‘water (a) tussen het land (ki) en de hemel (an)

Oceanië

door Duont d’Urville bedacht (18de eeuw)

Oeganda

‘het land van de Ganda of Baganda’, de belangrijkste plaatselijke stam

Oeïgoeren

‘vereniging’, ‘bondgenootschap’

Ohio

‘Ind.’ ‘grote’ of ‘mooie rivier’

Oklahoma

in de Choctawtaal, de ‘roodhuiden’

Ontario

< Fr. < ‘Ind.’ ‘het mooie meer’

‘Ontariomeer’ : tautologisch

Orcades

‘walviseilanden’

Oregon

‘land van overvloed’

Orinoco

‘plaats waar men met de kano vaart’

Ottawa

hetereoetnoniem < Adawe (inheemse ‘Indianen’ die zo genoemd werden, ‘handelaars’ (zij zelf: ‘Anishinabe’ (het volk of de mensen)) > Fr. Ouataouais > verengelste versie: Ottawa

outback

de woestijnachtige streek van Australië

Paaseiland

inheemse taal: Rapa Nui, ‘het magische eiland’; door Roggeven op 5 april 1722 ontdekt, want het was toevallig paaszondag

Pakistan

in Urdu, ‘het land (stan) van de zuiveren (paki)’

Palestina

< de Filistijnen

(p.43-44) « De huidige Palestijnen schijnen af t estammen van de oorspronkelijke Kanaänieten en van Hebreeërs (…). Het is een ironie van de geschiedenis dat de Palestijnen eigenlijk heel nauw verwant zijn metde Israëlitische Joden, zoals genetische test schijnen aan te tonen. »

 

Pamirs

‘koude steppeweides’

Panama

Misschien een inheems woord: ‘visrijke wateren’

Papua

misschien een etnoniem in het Biak (een plaatselijke taal): sup i papaw (land achter (de ondergaande zon)), waarmee oorspronkelijk de westelijkste eilanden van de archipel bedoeld waren

Paraguay

inheemse taal: de naam van een rivier < misschien guay (staart) en para (water, stroom of rivier zoals de Para in Brazilië en deParaná in Argentinië.

Parijs

De Romeinen gaven de steden in Gallië een bijnaam.

Lutecia (Kelt. luco: moeras + tecia < ?), de stad van de Parisi > Parijs

 

Patagonië

‘land van de mensen met de grote voeten (patagones)’ door Magellan ontdekt

Peking, Beijing

‘noordelijke hoofdstad’

Pennines

Usko-Medit. Zie het Akkadische appu en het Keltische penno: ‘hoogte’, ‘piek’, ‘bergtop’.

Zie de Appenijnen.

Pennsylvania

‘het bos van William Penn’

Peru 

< plaatselijke taal: Virύ of Birύ, ‘het vruchtbaarheid brengene water’ > Sp. Pirύ

Philadelphia

Quaker-naam: ‘land van de broederlijke liefde’

Phnom-Penh

‘heuvel (phnom) van Penh, een hofdame, die volgens een legende die plek koos voor een nieuwe hoofdstad nabij de Mekongstroom

of een betere interpretatie:’heuvel (bhnam) van overvloed (ben)’

Po

‘machtige stroom’ < L Padanus Usko-Medit. zoals dan(nu) in het Akkadisch: ‘machtig’  > de’machtige stroom’

Podgorica

hoofdstad van Montenegro. (vroeger: Titograd)

Polynesië

< Gr. poly + nesos (eiland): ‘vele eilanden’ (Franse wetenschapper Charles de Brosses – 18de eeuw)

Pondichéry

Fr. < Tamil Putucheri, ‘nieuwe (putu) cheri (stad)’

Porto

Oorspr. Kale

Usko-Medit. Kala, ‘steile oever’ of ‘haven’

En onder de Romeinen, ‘kale portus’ > Porto > Portugal

Pretoria

uit de naam van een Voortrekker, Andries Pretorius

Pueblo-‘Indianen’

Sp. ‘volk’, ‘dorp’, e ‘dorpsmensen’

Maar het ging niet om één volk maar om verschillende stammen, zoals de Hopi, het ‘vreedzame volk’.

Puerto Rico

‘rijke haven’ (Borinke voor de inboorlingen, ‘groot land van de nobele en dappere heer’)

Pundjab

(Iraans) punch ab < (Sanskriet) sapta hindu of hepta hindu: ‘de 5 wateren’> ‘het land van de 5 wateren’

Pyreneeën

Usko-Medit. cf Akkadisch buru (mv. buranu), ‘bron’

Zo ‘bergen waar zich de bronnen (van de rivieren) bevinden’.

Québec

< ‘Indiaans’, ‘plaats waar de rivier nauwer wordt’

Rabat

Arab. ‘kasteel’, of liever ‘versterkt klooster’ (door de moslims bewoond)

Raetiërs

in de Povlakte; (Usko-Med. wortel voor ‘stroom’) ratum in et Akkadisch en rahat in het Hebreeuws.

Raetië: ‘gebied van de stroom’ of ‘van de stromen’.

De Raetiërs migreerden naar de ‘Raetische’ Alpen wegens de Keltische stammen die Noord-Italië binnenvielen.

Réunion

(Ile de la _) < uit de Fr. revolutie met de vereniging , de verbroedering tussen de Nationale Garde van Parijs en revolutionairen uit Marseille

Reykjavik

‘baai van de rook’

Rhode Island

< ‘Roodt Eylandt’

Rhône

L Rhodanus < ratu(m) (cf Raetië) + onna < ‘onna’ (water)

Rijn (de _)

L Rhenus < Kelt.  Renos, ‘stroming’, ‘water’

Rio de Janeiro

‘de januaririvier’

Rode Zee

massa’s rode algen

Roemenië

< Turks: Roemelië, ‘land van de Rumi’s’, land van de christelijke Romeinen, ook al bestond de bevolking hoofdzakelijk uit Grieken en Slaven

Rome

< Romulus (en Remus,de tweelingen die de volgens de legende van de Trojaanse held Aeneas afstamden, die door een wolvin waren gezoogd).

Misschien uit ruma (Pelasgisch of Usko-Medit. ) ‘rots’ of  ‘hoogte’ > ‘hoj die op de hoogte (de Palatijn) woont’.

Rumi

Roemelië (‘land van de Rumi’s)

Europeaan (voor de Turken) < het Romeinse rijk: « Rum » (Rome)

Europese bezittingen van de Turken — Anatolië

Rusland

< Rodsmenn, ‘roeiers’, zo noemden de Zweedse Vikings zichzelf. (= Ruotsi, in de Finno-Ugrische taal van de voorvaderen van de huidige Finnen, Estlanders en andere ‘Fennische’ volkeren

Zweden in het Fins en het Estlands: Ruotsalein.

Rus < Rodr, Rodsmenn, Ruotsi

Rwanda

‘land waar de vanyarwanda gesproken wordt’

Sacramento

< een missie gewijd aan het Heilig Sacrament

Sahara

De Saharanen noemden hun land ‘atan’ (de poort).

« Het is niet helemaal onmogelijk dat de bijbelse geschiedenis van de verbanning van Adam en Eva ‘ten noorden van Eden’ een allusie is op de migratie van de Saharaanse mensen uit hun thuisland, « Atan' » of Eden, naar het Midden-Oosten. » (Pauwels, 2006, 24)

Sahara

‘zandzee’ < Arab. sahr, ‘(de kleur van een) jong hert’, geen slechte beschrijving van de kleur van woestijnzand

Sahel

< Arab. ‘kust’, ‘vlakte langs de kust’

Saint Vincent

Vincentius, een Spaanse martelaar uit Zaragossa

Opm. Patroonheilige van de wijnboeren (vanuit ‘vin’ + ‘sang’)

Salomoneilanden

< Anton Salomón (de matroos die er als eerste land ontwaarde)

Samoa

‘gewijde (sa) aarde (moa)’

San Salvador

< op 6 augustus 1524, overwinning van de conquistadores tegen de inheemse Indianen (op de dag van Christus de Redder der Wereld (Salvador del Mundo)).

San Salvador

‘Heilige Redder’ of ‘Reddende Christus’

oorspronkelijk door de Taino’s Guanahani genoemd (= ‘leguaan’)

sandwich

de Earl of Sandwich, Cooks baas, gokte veel en tussen het vele gokken at hij snel belegde broodjes

Sanskriet

‘geschrift van de gemeenschap’

Santa Barbara

 

Santa Cruz

door de Fransen herdoopt tot Saint (sic) Croix

een van de Maagdeneilanden, de Virgin Islands

Santa Fe

< Franse martelares, (sainte) Foye (wier relieken in Conques bewaard worden)

Saskatchewan

verengelste naam voor een Creehydroniem: ‘snelstromende rivier’

Scandinavië

L Scatinavia, Scadanavia  < noordse naam Skadanawyo, ‘Eiland (awyo) van de gevaren (skada)’

De doorsteek vanuit de Noordzee naar de Baltische Zee was gevaarlijk.

Schotland

Vroeger  L ‘Caledonia’  < Kelt. Gadeldoine, ‘het land van de Gaels’ of Latijnse versie van het Kelt. kelidon, ‘bossen’

Of L het land van de ‘Picti’, Piceten, de ‘beschilderden’, wellicht wegens hun tatoeages

Senegal

Wolof sunu gaal (kano) toen West-Afrikaanse vissers met de Portugezen over hun kano spraken!

Dezen dachten dat het en inheems woord was dat ‘bavaarbaar ‘ betekende.

Servië

< land van de ‘Sorabi’ (in kronieken uit de tijd van Karel de Grote)

In het Engels voor de 1ste W.O. Servia genoemd. Maar het deed denken aan het Engelse woord, serfs, ‘slaven’ of ‘lijfeigenen’. Zie Kroatië.

Seychelles

18e eeuw < de naam van de minister van Financiën van koning Lodewijk XV, Jean Moreau de Séchelles

Shandong of Shantoeng

Chin. shan, ‘bergen’ >’begen van het oosten’

Shanghai

Chang Hai (stad aan de zee) (chang: stad)

Shanxi

Chin. ‘vergen (shan) van het westen’

Shiraz

‘stad van wijn’ of ‘stad van de wijngaarden’

Siberië

‘land van de mieren en meren’

Sicilië

(Gr. Trinakaria, ‘eiland van de drie kapen’)

Er waren stammen, waarvan de Usko-Medit. Sikeloi (L Siculi). < Pelasgische naam : vijgen (sikè) en olijven (elia)

Misschien een variant van het Akkadische s(a)ikli, ‘zonsondergang’ of ‘westen’.

Sierra Leone

Serra Leao (Port.), ‘leeuwenbergen’

Sinaï

‘berg met 2 toppen’ cf Jeruzalem / Zion

Singapore

Sanskriet: ‘stad (pur) van de leeuwen (sinha)’ (om welke leeuwen gaat het? Ter plaatse zijn nooit leeuwen voorgekomen.) (de koning der dieren, de leeuw : sinh(al) ) (Sanskriet: pur (stad))

Singapur

‘stad der leeuwen’ (de koning der dieren, de leeuw : sinh(al) ) (Sanskriet: pur (stad))

Sinkiang

Chin. sin (nieuw) + kiang (grensprovincie)

Sint-Maarten

 

Slaven

Ze noemden zich Sloveninu, ‘zij die kunnen spreken’ (slovo: Slavisch voor ‘woord’) Zie Slovenië.

Sloveninu gaf ‘sklavenos’ (Gr.), ‘sclavus’ (L).

De Slaven beschouwden de sprekers van andere talen als ‘stomme’ of ‘onverstaanbare’ mensen.

Zie het Slavische woord voor Duitsers, Nemesti, Nemec of Niemiec. Het Slavische equivalent van de Berberse term Iguinawen (‘Guinea’), het Grieks-Latijnse ‘barbaar’ en het Germaanse ‘wels(ch)’.

Slaven

‘zij die kunnen spreken’

slaven / Slaven

 

Het belangrijkste uitvoerprodukt van de Vikings naar het Byzantijnse Rijk en naar de markten van het Midden-Oosten waren slaven. De Noormannen kidnapten mensen overal in het midden van Oost-Europa.

In het Romeinse Rijk waren er zowel blanke als zwarte slaven.

Spartacus was afkomstig uit Thracië. (Pauwels, 2006, 238)

Soedan

Arab. Bilad as Soedan, ‘land der donkerhuidige mensen’

Soedan

Arab. Bilad as Soedan, ‘land der donkerhuidige mensen’

Somalië

in de plaatselijke Kushitische taal ‘donker’ of ‘zwart’, waarschijnlijk een toespeling op de kleur van de inwoners of Arab. zamla, ‘vee’

Spanje

konijnen (die na de ijstijd met de gletsjers tot de Pyreneeën deze niet konden oversteken – pas in de middeleeuwen naar het noorden gebracht)

‘conejo’ (L cuniculus: verwijst naar het kleine harige ding dat met een tunneltje geassocieerd werd, als naar het tunneltje zelf: < cuniculus < Usko-Mediterraans:  kunin (waterpijp, waterleiding)) > conejo,konijn, … en Eng. coney ( zie Coney Island (Konijneneiland) (N.Y.)

Konijnen herinnerden de Feniciërs aan hyraxen, een soort marmotten in hun land, ‘shapan’, die in hun eigen land veel voorkwamen zoals de konijnen in Spanje.

> Ishephanim of Ishephania (‘land van de konijnen’)

> via de Carthagers bij de Romeinen: ‘Hispania’, het ‘konijnenland’ .

Zo voor Catulus: hij beschreef Iberië als ‘cuniculosa’, ‘rijk aan konijnen’.

Uit Ishephania > Hebr. Sefarad > Sefaradische Joden

Spitsbergen

een eiland met steile bergpieken (door Willem Barentsz ontdekt (in 1596))

Sporaden

‘uitgezaaide eilanden’ < Gr. sporos, ‘zaad’ (zoals in: ‘sperma’, ‘diaspora’, ‘asperge’. (– Cycladen)

> ‘sporadisch’ (om te verwijzen naar dingen die onregelmatig in de tijd plaatsvinden)

opm. De Grieken beschouden ruimte en tijd op zijn Einsteins als één. (p.123)

Sri Lanka

Ceylon : in het Sanskriet: ‘Sinhala Dvipa’, ‘het eiland der leeuwen’ > de Sinhalesen: ‘de leeuwenmensen’. Zij associeerden zich met de koning der dieren, sinh(al).

> Sinhal Dvipa > Sielen Diva (diva : eiland) > kolonisten > ‘Ceylon’

(1972-) Sri Lanka: ‘schitterend land’

Staten Island

< Staten-Generaal van de 17 Provinciën

Stille Oceaan

wegens de windstilten of doldrums (door Magellanbenoemd)

Straatsburg

L Stratiburgum, ‘stad der handelswegen’

Sumatra

< Sanskr. samudradvipa: ‘oceaan’ (samudra) + ‘eiland’ (dvipa), ‘eiland in de (Indische) Oceaan’

Suriname

inheemse stam, de Surinen

Sussex, Essex, Wessex, Middlesex

resp. het zuiden, oosten, westen en het midden van het land van de Saksische inwijkelingen

Sydney

Lord Sydney

Syrië

?

Tadzjikistan

De Tadzjieken zijn van Iraanse afkomst.

‘tadj’, kroon > het ‘gekroonde volk’

Tahiti

Tahiti Nui, ‘groot Tahiti’ en Tahiti Iti, ‘klein tahiti’

tahi, ‘eerst’, ti ‘land’ > Tahiti: ‘eerste (in de zin van oorspronkelijk) land

Taiwan

Chin. eiland met de ‘grote’ (tai) inhammen (wan)

Voor de Portugezen ‘Ilha Formosa’ (het mooie eiland) > Formosa

Taj Mahal

een mausoleum voor een vrouw, Mumtaz Mahal, ‘de schone van het paleis’

Taklamakan

‘wie erin gaat, komt er nooit meer uit’

Tallinn

Tan-linn, ‘Denenburg’, door Deense kruisvaarders gesticht

Tanzania

Arab. Zanj, ‘zwarten’

Tanzanië

Een deel ervan heette vroeger Tanganika (Kou) Tanganyka, ‘vereniging (van de wateren)’.  + Zanzibar

Tataren

de Mongolen bij de christenen

Dit was een stam binnen de Mongoolsefamilie.

Toen een verwarring met het Griekse woord tartaros, ‘onderwreld’, of ‘hel’ > de ‘helse Mongolen’

Teheran

‘laaggelegen en warme plaats’

Temse

pre-IE teme (donker) + asu (waterloop)

Terceira

‘derde (ontdekt) eiland’

Texas

in de locale taal ‘vrienden’!

Thailand

Thai, ‘vrij volk’ > Muang Thai, ‘land van de vrije mensen’

Siam, Syama in het Sanskriet, ‘land van de zwarte aarde’

Thames

pre-IE teme (donker) + asu (waterloop)

(in de 17de eeuw ‘h’ door humaniste filologen ingevoerd on een poging om de schrijfwijze van dit hydroniem een klassiek cachet te geven)

Thule

L Ultima Thule, als symbool voor het hoge noorden < Gr. tele (ver, afgelegen)

Tien-Shan

het ‘hemels gebergte’

Timboektoe

Toeareg tumbuktu, ‘bronwater’

Timor

Maleisisch ‘oosten’, ten ossten van het Indonesische kerneiland Java

Titicaca

‘meer van de grijze (of stenen) poema’ (Aymara): titi (poema) +  kaka (grijs)

Toearegs

Berberse stam : de afgezonderden

Togo

vroeger Togoland, een bezitting van de Duitsers

to (water) en go (kust), ‘meer nabij de kust’

Tokyo

‘oostelijke (to) hoofdstad (kyo)

Tonga

inh. ‘heilig (eiland)’

Tonkin

Fr. vorm van Dong Kinh, ‘oostelijke hoofdstad’

Toronto

‘Ind.’ ‘vergaderplaats’

Toscanië

< Gr. Tuskoi (een andere naam voor de Etrusken): (Usko-Medit. wortel voor ‘inwoners’, zoals het Sumerisch tus , ‘(be)wonen’ > L Tusci

> Tuscania > Toscana

Syn. voor Tuscania: Etruria (Usko-Med. etr (land) = re (gemeenschap)

town (Eng.) < dunum (in Gallië)

Gallisch. hooggelegen en versterkte stad

appi-dunum: ‘fort op een hoogte’ (Keltisch voor het Gr. ‘akropolis’)

i.v.m. Akkad. dannu, ‘sterk’

Zie Arab. ‘medina’, ‘stad’.

Zie ‘Thuin’ (B) (p.137), ‘Thun’ (Zwisterland), Liverdun (Metz), Issoudun (Loirevallei), Yverdon ( Zwitserland), Verdun (Verodunum = iber dunum ‘fort aan het water’)

Engeland: Dundee, Dunlop en -don: Wimbledon en -down.

Schotland: Edinburgh (w Edwin’s dunum), Donegall, Aberdeen.

Trafalgar (Square)

Arab. Traf al Gharb, ‘het westelijke punt’

Transvaal

nu een inheems toponiem : Gauteng (goudland)

Trinidad

‘Drievuldigheid’, door Columbus genoemd

Tsjaad

‘uitgestrekt water’, ‘meer’

Tunis

Arab. versie van het Grieks-Romeinse Tynes of Tunes, (stad’ (zie Usko-Medit. dunum)

Tunis en Tunesië: = Arab. Tunus

Turkestan

‘land van de Turken’

Kazachstan < Kazakken (in het Oudturks ‘vrije mensen’)

(Kazakken en Kozakken: dezelfde wortel?)

Turkmenistan < door de Tadzjieken (de niet-Turkse buren) genoemd, Türkmanand, ‘op Turken gelijkend’

Oezbekistan (een etnische fusie van Turken, Iraniërs en Mongolen in de middeleeuwen), ‘het onafhankelijke volk’

Kirgizië of Kirgizistan, het ‘land van de bewoners (ghiz) van de steppe (kir)’

 

Turkije

Türük, ‘het machtige volk’

Ur

water

Uruguay

in Gurani: uru (een soort klein vogeltje) en huguay (staart).

Utah

 de Utes, in de Shoshonetaal: ‘bergbewoners’,

Vanuatu

New Hebrides : de Hebrides, een eilandengroep aan de westkust van Schotland

Vanuatu, ‘ons eigen land voor eeuwig en altijd’

Varengeville

(Normandië) ‘Vikingstad’

Venetië

Usko-Medit. vindu, ‘stad van de mensen die wonen aan de rivieroever’

Venezuela

Sp. ‘klein Venetië’ door Vespucci of een van zijn Spaanse gezellen genoemd. In de Golf van Maracaibo ontwaarde hij paaldorpen die hem aan de stad Venetië herinnerden.

Vermont

Fr. ‘groene berg(en)’

Verona

Usko-Medit. iber (land)

Verrazzano Narrows

(in New York) < een ontdekker, Giovanni Verrazzano

Victoria Falls

de Zambeziwatervallen,  Mosi-oa-Tunya, ‘rokende donder’

Vietnam

Chin. Viêt-nam, ‘zuiderse vreemdelingen’

Viêt, Chinees woord voor de vreemdelingen in de zin vanetnische minderheden binnen het Chinese Rijk

Viking

‘zij die het land verlaten’, ‘uitwijkeling’

wortel: vik > Katwijk, Greenwich (cf F village, ‘dorp’)

Virgin Islands

door Columbus ontdekt op de dag van het feest van ursula en haar gezellinnen, naar men zei niet minder dan 11.000 in getal.

Santa Ursula y las Once Mil Virgenes > Las Virgenes > Eng.

Virginia

ter ere van koningin Elisabeth I, de Virgin Queen (door Walter Raleigh)

Vuurland

Tiera del Fuego: Magellan zag ‘s nachts vuren branden.

Wales

Cymru, ‘het land van de (of onze) kameraden’

Wall Street

een gebied op Manhattan, dat door Pierre Minuit afgeschermd werd door een palissade en een wal

Washington D.C.

District of Columbia < Columbus (ook al heeft de Genuees in de V.S. nooit voet aan wal gezet)

Welschland

bij Oostenrijkers: Italië

Welschschweitzer

in Zwitserland de inwoners van de Suisse romande

Wenen

bijrivier van de Donau, de Vidunia > Vindoboa > Wenen (bonum, ‘stad’), Usko-Medit. ‘stad van de mensen die wonen aan de rivieroever’

Westen – Oosten bij de Grieken

Gr. hesperos, ‘avond’, ‘westen’ =  L. vesper

Gr. Hesperia, het ‘Avondland’ — Anatolè, ‘het Morgenland’

wijn

Zie Gr. oinos, Sem. aïn, ‘bron, ‘water’

Winnipeg

Ojibwananaam van een plaatselijk meer

Wolfsburg

nazi-toponiem bewaard, ter ere van de ‘Wolf’, een intieme naam die door de vrienden aan Hitler gegeven was omdat hij dat dier bewonderde en er zich mee vereenzelvigde

Wyoming

‘het grote vlakke land’ (dit was de naam van een vallei in Pennsylvania), door een volksvertegenwoordiger uit Ohio voorgesteld omdat hij dit woord romantisch vond

yankee

oorspr. pejoratief door de inwoners van New England (< Ned. ‘Jantje’, gebruikt tegenover die van Nieuw Nederland

Veel Nederlandse kolonisten en zeelui heetten toen Jan of Janssen(s).

Yonne

L Iscauna < ‘onna’ (water)

Yucatán

< Azteeks: Yokatl n, ‘land van de grote rijkdommen’

Yukon

verengelste naam voor Gwich’in, ‘grote rivier’

Zaïre

Port. vorm van een inheemse naam van de Congo-stroom: nzere, nzadi of zaidi, ‘stroom die alle rivieren opslokt’ of ‘het grote water’

Zambezi

‘grote rivier’, of ‘donderend water’

Zanzibar

Arab. Zanj, ‘zwarten’

Zenne (Brussel)

‘sauk onna’ (heilige rivier)

Zimbabwe

herinnert aan de ruïnes van een anoniem bantoerijk tussen de 12e en 15e eeuw (deze ruïnes:  dzemba dzimbabwe, ‘de grote stenen huizen’

Zoeloe

in de Zoeloetaal izulu, ‘hemel’ of ‘lucht’, het ‘hemelse volk’

Zoeloes, Xhosa

door de Afrikaners pejoratief ‘kaffers’ genoemd  Arab. ‘kaffer’ , ‘ongelovige’ (oorspr. voor de zwarten die geen moslim waren)

Zoniënwoud

‘het bos van de heilige stroom’ of het ‘heilig bos’

Zwarte Zee

Gr. ‘Pontos Axeinos’, ‘ongastvrije zee’

axeinos < Gr. axeanos, ‘zwart’, ‘donker’, ‘duister’, in navolging van de Semietenen Perzen van het Midden-Oosten, die deze kleur associeerden met het noorden (wit: i.v.m. het zuiden)

In het  Turks en het Arabisch wordt de Middellandse Zee ‘Witte Zee’ genoemd: Ak Deniz en Bahr al Abyad.

Zweden

Sverige < Svear (een stam van Gothen) > Svea + rike, ‘het rijk der Zweden’

Zwitserland

Helvetia: het ‘hoge land’ (Usko-Medit. zie Akkad. elu, ‘hoog’, betu ‘huis’, ‘plaats’ of ‘gebied’

Zwitserland <Schwyz of Switz : ‘vochtig, moerassig gebied’

Zie Schweiss (zweet), schwitzen (zweten), Sumpf (moeras).

Michel Malherbe, Les langages de l’humanité, Une encyclopédie des 3000 langues parlées dans le monde, éd. Laffont, 1995

 

(p.44) Échange du [b] et du [v] : hiver et hiberner, couver et incuber, livre et librairie (du latin liber, « livre »), fabrique et orfèvre (le nom propre Lefebvre écrit les deux lettres), crevette et crabe (allemand Krebs), aventure et Abenteuer (allemand), tov et taïb (« bon », respectivement en hébreu et arabe), vautour et abutre (espagnol)…

Echange du [b] et du [p] : dupliquer et double, boutique et apothi­caire ; le p est transcrit par un b en arabe : Paris devient Baryis, Petrus (Pierre) devient Boutros (comme Boutros Boutros-Ghali), Tripoli devient Taraboulous, etc. ; le chinois ne distingue pas nos b et p : Pékin s’écrit Beijing…

Échange du [b] et du [f] : half (« moitié », en anglais) correspond à halb en allemand ; self (« même », en anglais) à selbe en allemand, blo-kha (« puce », en russe) à Floh en allemand. Tourbe et turf…

Échange du [b] et du [h] : il est fréquent en japonais : hana (fleur) donne ikebana arrangement floral, littéralement « fleurs vivantes ».

Échange du [h] et du [s] : il est courant entre le latin et le grec : super et hyper, semi et hemi, six et hexa, sept et hepta…, mais on le trouve entre sind et hindou, salle et halle…

Echange du [h] et du [f] : héraut et faraud, faucon et hawk (anglais) ou halcon (espagnol), fils et hijo (espagnol), fève et haba (espagnol, mais ont dit faba à Valence), profondeurs et Honduras (espagnol), her-moso (« beau », en espagnol) et formoso (portugais), hacer (faire, en espagnol) et fazer (portugais), etc.

Échange du [h] et du [p] : rare, cependant, perat (« ventre », en indo­nésien) est à rapprocher de para (même sens en vieux coréen), qui a donné hara en japonais (cf. harakiri).

Échange du [h] en [g] : garrigue et harritz (« chêne », en basque) ; mega- (« 10 000 », en grec) et maha (« grand », en hindi), germain et hermano (« frère » en espagnol, à comparer avec germana, « sœur » en catalan), hôte et Gast (allemand) ou gost (russe)…

Échange du [h] et du [k] : latin cutis (« peau », qui a donné cutané) et l’anglais hide ou l’allemand Haut; grec kardia (cœur) et l’anglais heart…

Disparition du [h] : hermano (« frère », en espagnol) et irmâo, équiva­lent en portugais, homme et om (roumain).

Échange du [k] et du [g] : locuste et langouste, Qatar et goudron, cabale et gabelle, aqua (« eau », en latin) et agua (espagnol), grabat et krovat (« lit », en russe), yankee et english…

 

(p.45) Échange du [k] ou du [g] et du [ch] ‘.fourche et fork (« fourchette », en anglais), porc et porcherie, chèvre et caprin ou gavr en breton.

Disparition du [k] ou du [g] : Weg (« chemin », en allemand) et wav (anglais), buk (« nord », en cantonais et en coréen) et bel (en chinois de Pékin).

Échange du [p] et du [f] : fréquent entre l’anglais et l’allemand : weapon et Waffen (arme), mais on peut aussi comparer pied et foot (anglais), plein et full (anglais), pemp (« 5 » en breton) et fünf (en alle­mand).

En outre, le [p] rend le [f] dans les langues où cette lettre n’est pas utilisée : « France » se dit Pullanso en coréen, « film » se dit pilem en indonésien, etc.

Échange du [r] et du [1] : Alger se dit Argel en espagnol, argousin vient de alguazil (espagnol, lui-même dérivé de al wazir, « ministre » en arabe), « obligé » est parent de obrigado (« merci », en portugais).

Échange du [1] en [sh] : lidah (« langue », en indonésien) et shita, de même sens en japonais.

Cette énumération pourrait donner l’impression qu’à partir d’une let­tre on peut aboutir à n’importe quelle autre. Il faut redire que ces modi­fications phonétiques que traduit l’écriture suivent des lois précises au passage d’une langue à l’autre, ainsi que dans l’évolution historique d’une même langue. Il y a peu d’arbitraire dans ces mouvements, qu’expliquent les ouvrages spécialisés de phonétique.

 

(p.53) Le nombre

 

En ce qui concerne le nombre, à côté du singulier et du pluriel, certai­nes langues connaissent le duel, qui exprime que le nom se réfère à deux êtres ou objets. Cela se trouve notamment en arabe : un ministre : wazir (cf. vizir) ; deux ministres : wazirani ; plusieurs ministres : wuzara.

Le basque, lui, a trois nombres : le singulier, le pluriel et l’indéter­miné.

En français, le pluriel se traduit par un suffixe, généralement pure­ment orthographique : « un oiseau, des oiseaux » ; « un livre, des livres » ; ou, dans certains cas, par une altération de la dernière syllabe : « un cheval, des chevaux ».

De nombreuses langues marquent le pluriel par un suffixe (turc, ben­gali, quechua, bambara, arménien, persan, égyptien…).

De plus nombreuses encore ne le marquent pas du tout si le contexte est suffisamment clair (chinois, japonais, coréen…).

 

L’indonésien forme le pluriel de certains noms par le redoublement : un enfant : anak ; des enfants : anak-anak (écrit : anak2).

 

Le nahuatl, langue des Aztèques, forme également certains pluriels en redoublant la première syllabe. Nous avons des traces de ce procédé dans les mots « cacao« , « cacahuète » ou dans le nom de la ville de Chichi-castenango, site touristique célèbre du Guatemala. Ce type de pluriel existe aussi dans certaines langues d’Australie.

 

Une autre forme de pluriel, qu’on appelle pluriel interne, consiste à changer le corps du mot lui-même et plus souvent les voyelles : en anglais, « homme » : man ; « hommes » : men.

 

L’arabe utilise très fréquemment ce procédé : « le puits » : el bir ; « les puits » : el biar.

Il en est de même dans les langues celtes comme le breton : « une chèvre » : gavr ; « des chèvres » : givri ; « apôtre » : abostol ; « apôtres » : ebestel.

 

Dans les langues où existent des pluriels internes, on trouve aussi des pluriels « réguliers » par suffixation.

 

Dans les langues africaines, le cas du peul est particulièrement compliqué, puisque les changements phonétiques entre le singulier et le pluriel peuvent toucher pratiquement toutes les lettres. Par exemple, le pluriel du mot « homme » (gorko) est worbe ; celui de « peul » (pullo) est fulbe, et celui de « voleur » (gujjo) est wibe.

 

Sans être aussi compliqués, les pluriels du more au Burkina Faso ou du haoussa au Niger et au Nigeria sont souvent très irréguliers : en more, « un cheval » se dit wefo ; « des chevaux » : widi ; « un chemin » :

 

(p.69) /L’interrogation/

 

On constate que dans de très nombreuses langues indo-européennes, les mots interrogatifs ont pour initiale le son [k] (comme la particule interrogative du japonais) :

en français « quel ? » ; en russe kotoriy ? ; en persan kodam ? ; en hindi faim ? ; en espagnol cual ? ; etc.

Le w de l’anglais et de l’allemand (which ? welche ?) en est une déformation phonétique selon l’évolution classique [k] -> [g] -> [w].

Le breton fait exception avec des interrogatifs avec p en initiale, ce qui s’explique également par les lois de la phonétique (comparer le latin quinta et le grec penta).

 

(p.69) LA NEGATION

 

pas’ < initialement pas une négation, mais un pas, considéré comme la plus petite mesure de déplacement

rien’ < L rem (chose à l’ACC)

 

cf latin : nemo < ne+homo (pas un homme) ; nihil < ne hilum (pas un brin)

ENG not < neh-a-wit : pas une chose

 

(p.77) V à la fin :

 

1 arménien

2 latin

3 persan

4 langues IE de l’Inde

5 langues turques,

6 mongol

7 japonais

8 coréen

9 quechua

10 nubien

 

= ± 1/3 de l’humanité

 

(p.78) Le nom et son complément

 

En français, le complément du nom, ou génitif, se place après le nom et s’introduit par la préposition de. On dit que le déterminant est placé après le déterminé.

Les langues germaniques utilisent, parallèlement à ce procédé, ce qu’on appelle le génitif saxon, dans lequel le déterminant est avant le déterminé : en anglais : Sunday Times (le Times du dimanche) ; en alle­mand : Schweinkopf (tête : Kopf: de cochon, Schwein).

Comme pour la place de l’adjectif épithète et du nom, il n’y a que deux possibilités : placer le génitif avant ou après le nom.

On peut, en outre, faire intervenir une particule, une préposition, une postposition ou une quelconque désinence pour préciser ce dispositif.

Ainsi en turc, pour dire « la porte de la chambre » on dira : odanm kapisi, c’est-à-dire littéralement : « de la chambre, sa porte » (oda est la chambre, kapi la porte) ; les deux noms en rapport sont modifiés par une désinence.

En anglais, le génitif est marqué par ‘s (John’s home).

Il en est de même en hindi, où le rôle de ‘s est joué par la postposition ka (Rama ka ghar : la maison de Rama).

Les langues qui placent le génitif systématiquement après le nom sont, entre autres :

•  les langues latines, mais pas le latin classique, les langues slaves et celtes ;

•  les langues bantoues et le bamiléké, le haoussa, le peul, le yorouba, les langues voltaïques ;

•  les langues sémitiques.

En revanche, le génitif se place avant le nom :

•  dans les langues mandé (bambara, etc.), en baoulé (langues krou) ; en chinois ;

•  en turc, en coréen, japonais, hongrois, basque, etc. ;

•  dans les langues de l’Inde du Nord et dans les langues dravidien-nes.

Enfin, l’ordre des mots peut varier dans le cas d’une interrogation comme on l’a vu plus haut, mais également pour tenir compte de l’importance des mots à mettre en valeur dans la phrase.

 

(p.88) De nombreuses langues utilisent le redoublement du mot : l’indoné­sien, pour former le pluriel (rumah « une maison » ; rumah-rumah : « des maisons »), mais aussi des adverbes (kira : « compte, estimation » ; kira-kira : « approximativement, à peu près »).

Le turc le pratique fréquemment (biraz-biraz ‘• « un peu » ; gule-giile : « au revoir »…), de même que le persan.

Cette méthode est sous-jacente en français dans « peu à peu », « comme ci comme ça » (couci-couça), ou dans des pléonasmes comme « aujour­d’hui » (hui, du latin hodie, signifie « ce jour » — hoc die).

Des langues aussi diverses que le haoussa et le wolof en Afrique connaissent aussi ce procédé.

Plus compliqué est le système très répandu en indo-européen mais aussi dans d’autres groupes linguistiques d’ajouter à un radical préfixes et suffixes pour former toute une série de dérivés.

Ainsi, du radical vers, qui porte l’idée de « dos » (le verso par opposi­tion au recto, le « revers » de la main…) se déduisent une série de mots liés à l’idée de tomber — sur le dos — puis, ultérieurement, de changer de lieu : « verser, renverser, dévers, bouleverser, déverser, versement, renversement »…

L’idée nouvelle ainsi exprimée occulte partiellement le sens du radi­cal d’origine : un président est « assis devant », « coïncider » est « tomber ensemble dedans » (co-in-cadere en latin ; so-v-padat’ en russe).

 

(p.90) Le chinois, mais aussi diverses autres langues comme le baoulé en Afrique juxtaposent les deux verbes « prendre » et « venir », ce qui donne dai lai en chinois et fa bla en baoulé. Pour « emporter », on juxtapose « prendre » et « aller », soit daiqu en chinois elfako en baoulé. Le sens est tout aussi clair mais il y a un mot de moins dans le dictionnaire.

Pour en finir avec les mots composés, si le français marque les rap­ports entre plusieurs mots par des prépositions « le chapeau de la bonne du curé de la paroisse »), l’allemand mettra les mots les uns à la suite des autres mais en ordre inverse. Ainsi on peut avoir :

Vierwaldstatterseeschiffahrtgesellschaft : « compagnie (Gesellschaft) de naviga­tion (Schiffahrt) du lac (See) des quatre cantons (Vierwaldstatter) »-

Une autre méthode très répandue d’enrichissement du vocabulaire consiste bien sûr à emprunter des mots à une langue étrangère. Certaines langues les assimilent au point qu’ils deviennent méconnaissables et qu’on ne peut en reconnaître l’origine.

La notion de pureté d’une langue n’a aucun fondement : il est généra­lement impossible d’attribuer scientifiquement un mot à une langue donnée, sauf si la date de naissance de ce mot est précisément attestée.

La sainte frayeur que nous avons de voir notre vocabulaire s’anglici­ser est cocasse, si l’on considère que l’anglais a deux fois plus de mots qui viennent du latin — très souvent par le français — que du stock germanique originel. Il faut dire, pour être juste, que ces derniers sont les plus utilisés.

Pourquoi s’offusquer quand nous reviennent des mots comme « bar » (c’est la barre où l’on s’accoude pour boire), « tennis » (« tenetz » en ancien français, ce qu’on disait à l’engagement du jeu de paume) ou « flirt » (le fait de conter fleurette) ? L’important est de bien assimiler les mots empruntés.

Les Anglais n’ont pas de difficulté à dire / imagine you are satisfied with this information, plutôt que / guess you are happy with these news, et pourtant la première phrase n’est-elle pas du « franglais » ?

De même, l’espagnol a absorbé près de 4 000 mots d’origine arabe sans cesser d’être une langue latine, le persan une quantité encore plus considérable sans cesser d’être indo-européen et le turc plus encore d’arabe et de persan sans cesser d’être ouralo-altaïque.

Dans la dernière partie de ce « Premier voyage », le chapitre sur l’étymologie donnera quelques exemples de ces amusants mouvements de vocabulaire.

 

(p.152-153) Il y a bien sûr quelques exceptions : le russe a emprunté le mot « père » au turc ata (qu’on retrouve dans atatürk, le père des Turcs, ou dans Attila, le conquérant hun).

Il existe de très nombreux autres exemples de parenté certaine entre des mots de langues indo-européennes. Parfois, une ou plusieurs langues ont abandonné la racine commune, rompant ainsi l’évidence de la chaîne, pour prendre un mot nouveau formé sur une autre racine.

Ainsi le mot français sourcil (sur-cil) fait-il exception parmi la remar­quable série : brow (anglais), Braue (allemand), abrant (breton), brov (russe), abrou (persan), bhau (hindi).

De même, l’espagnol rodilla qui signifie « genou » et est apparenté à « rotule » (ce qui permet la rotation de la jambe) fait exception par rap­port à la série : genou (français), knee (anglais), Knie (allemand), g/m (breton), koleno (russe), zanou (persan), ghutna (hindi).

La parenté très étroite des noms des parties du corps dans les langues indo-européennes comporte parfois d’amusants glissements de significa­tion d’une langue à l’autre. Ainsi le latin mentum (le menton) donne-t-il en gallois niant qui a le sens de « mâchoire », et en allemand Mund qui est la « bouche ». Ce dernier mot vient lui-même du latin bucca (la joue).

Le latin coxa qui signifie « hanche » (une coxalgie est une « douleur de la hanche ») a donné en français cuisse, en allemand Hachse, qui a le sens de « jarret », coes, « jambe » en gallois et en gaélique cos qui signi­fie « pied ».

L’exemple le plus surprenant de partie du corps formé de façon aber­rante est celui du foie : le mot français foie est dérivé du latin ficatum qui signifie « aux figues« . C’est l’effet d’une plaisanterie liée à une spé­cialité culinaire du ine siècle, le foie aux figues, jecur ficatum ; le mot jecur a été abandonné au profit de son accompagnement.

Jecur est apparenté au grec hépar qui signifie également « foie » ; selon la transformation de p en c, prononcé [k], déjà rencontrée en pas­sant du grec au latin (penta, quinta, « 5 »).

Le mot slave pour le foie petchen est aussi d’origine culinaire : il signifie « rôti » alors que l’origine du mot germanique liver en anglais, Leber en allemand est mal déterminée. C’est soit le siège de la vie, Leben, soit un dérivé du grec léparos, « gras ». Mais le cas du foie est une (p.153) exception ; de nombreux autres mots indo-européens ont une parenté évidente, comme ceux qui désignent « nom », « étoile », « centre », « plein », « mort ». Nous y reviendrons à la fin du chapitre « La Vraie Valeur des mots » à propos des racines indo-européennes.

 

(p.153) LES FAMILLES DE LANGUES INDO-EUROPEENNES

 

Les péripéties de l’histoire ont rapproché ou éloigné certains peuples indo-euro­péens qui ont ainsi pris une originalité linguistique relative. On peut ainsi distin­guer à présent des groupes beaucoup plus homogènes à l’intérieur du vaste ensemble indo-européen. Ces distinctions nous sont familières. On trouve :

Les langues latines, auxquelles appartiennent le français, mais aussi le portugais, l’espagnol, le catalan, l’occitan, le franco-provençal, le corse, l’italien, le roman­che, le sarde, le roumain…

Les langues germaniques, avec l’anglais, l’allemand, le néerlandais, l’afrikaans, l’alsacien, et les langues Scandinaves (danois, norvégien, suédois, islandais, féroé).

Les langues celtes, avec le breton, l’irlandais, le gallois et l’écossais.

Les langues slaves, avec le tchèque, le slovaque, le polonais, le russe, le biélo­russe, l’ukrainien, le bulgare, le Slovène, le serbo-croate…

Les langues baltes, peut-être les plus proches de l’ancien indo-européen : letton et lituanien.

Des langues isolées, quoique aussi nettement indo-européennes que les autres, telles que l’albanais, le grec, l’arménien, le tsigane.

Les langues iraniennes : persan (farsi), kurde, baloutche, poshtou, tadjik…

Les langues de l’Inde du Nord : hindi-ourdou, sindhi, pandjabi, konkani, oriya, nepali, assamais, bengali, marathi, gujrati — et le singhalais du Sri Lanka, qui appartient à ce groupe tout en étant géographiquement isolé.

Chacun de ces sous-ensembles ajoute aux caractéristiques communes d’autres points communs, qui rendent la parenté plus étroite. On touche là l’une des difficultés du classement des langues par les linguistes, qui peuvent être plus ou moins exigeants dans leur définition des critères de parenté : il existe des raisons indiscutables de considérer le français et le singhalais comme deux langues de la même famille indo-euro­péenne, mais, s’il n’existait pas la longue chaîne des langues intermé­diaires qui les relie, cette parenté serait moins évidente et elle ne peut se comparer avec celle qui unit le français à l’espagnol…

Il a paru utile de passer rapidement quelques-unes de ces langues en revue dans ce chapitre pour faire apparaître leurs particularités et parfois leur histoire :

 

(p.355) LES JOURS DE LA SEMAINE ET LES MOIS DE L’ANNEE

 

La semaine de sept jours est maintenant universelle bien que d’autres systèmes aient existé, comme la semaine de quatre jours en pays yorouba, celle de cinq jours à Java ou la tentative de décade à l’époque de la Révolution française, reprise au moment de la Commune de Paris en 1871.

Les jours sont très souvent nommés d’après leur ordre numérique dans la semaine ; ainsi, en portugais : segunda feira (deuxième foire) : lundi ; et ainsi de suite jusqu’à sexta feira (sixième foire) : vendredi.

Samedi et dimanche gardent leur référence religieuse : sabado (le sabbat) et domingo (dimanche), jour du Seigneur (Dominus en latin) ; c’est le jour du repos dominical. Il en est de même en arabe, où la semaine commence le dimanche : et had (le « un », dimanche) ; el tnin (le « deux », lundi), jusqu’à el khamis (cinquième jour) : jeudi. Vendredi estjuma’a, rassemblée » (jour de la Mosquée), comme le samedi est sabat (le sabbat).

De très nombreuses langues utilisent le système arabe plus ou moins déformé par la prononciation locale : c’est le cas des langues africaines de religion musulmane (bambara, berbère, haoussa, somali…), mais aussi du malgache, alors que l’influence de l’Islam est pourtant pratique­ment nulle à Madagascar ‘.

Le malais emploie aussi les noms arabes sauf pour dimanche Iminggu, qui vient du portugais domingo.

De nombreuses autres langues utilisent un système numérique analo­gue plus ou moins complexe : le tahitien, le grec, sauf pour vendredi, samedi et dimanche.

En ce qui concerne le swahili, « vendredi » se dit, comme en arabe, ‘idjumaa. Les cinq jours suivants se forment en ajoutant au mot idjumaa les nombres de 1 à 5 : samedi se dit djumaa mosi (djumaa I) ; mercredi : djumaa tano (djumaa 5). Mais jeudi se dit alhamisi (mot arabe pour jeudi, et qui signifie « cinquième »).

Le persan utilise également un système numérique à partir du mot shambe (samedi) et des noms de nombre : 1 (yek), 2 (do), 3 (se), 4 Itchahar), 5 (pandj), ce qui donne : yekshambe (dimanche) ; doshambe (lundi), etc. Vendredi est djome, c’est le mot arabe.

A noter que le malgache utilise deux mots distincts pour « aujourd’hui », selon qu’il s’agit de la partie à venir ou de la partie écoulée de la journée.

 

(p.356) mots persans légèrement déformés pour mercredi (çarsçmba) et jeudi (persembe), pazar (bazar) pour dimanche, cuma (juma ‘a en arabe) pour vendredi, et des dérivés turcs pour les autres jours (ex. : pazartesi : après le marché, pour lundi).

Le hongrois a un système composite analogue : dimanche est vasar-nap, littéralement «jour du marché » (vasar est le mot bazar) ; lundi est hetfô, littéralement « début de semaine » ; mardi est kedd (« deux » en hongrois), et les autres jours sont dérivés du slave.

En russe et dans la plupart des langues slaves, il est curieux de noter que le dimanche se disait jadis nedielia, ce qui peut se traduire par « ne rien faire » : c’était le jour de repos. Ce mot est devenu le nom de la semaine en général, cependant que le dimanche prenait le nom de voskresenie (résurrection) en souvenir de celle du Christ le dimanche de Pâques. Lundi est resté le jour d’après celui du repos, ponedielnik.

Les noms de mardi (vtomik), jeudi (tchetverg) et vendredi (piatnitm) évoquent les nombres ordinaux : deuxième (vtoroï), quatrième (tchel-viorty) et cinquième (piatnyi). Mercredi est sreda, le milieu (de la semaine), et samedi est soubbota : c’est encore le sabbat.

Le chinois emploie aussi de nos jours un système numérique, lundi: xîng qï yï (semaine un) ; mardi : xîng qî er (semaine deux) ; jusqu’à wTng qï lia (semaine six) pour samedi ; dimanche est : xîng qî ri (semaine soleil).

Cependant, l’ancien système chinois, basé sur le soleil, la lune elles cinq éléments taoïstes, était plus poétique : il s’est conservé en Corée et au Japon (…).

 

(p.356) Pour un jour donné, l’écriture en caractère chinois est la même dans les deux langues ; la différence de prononciation provient du système phonétique de chaque langue.

Il est remarquable de constater la correspondance étroite qui existe entre cette désignation des jours de la semaine d’une part, et celle de nombreuses langues d’Europe, ou de l’Inde, d’autre part.

En ce qui concerne les langues européennes, dimanche est le jour à soleil en anglais (sunday) et en allemand (Sonntag) ; lundi est le jour de la lune en français (di est le mot aies latin qui signifie « jour »), comme en anglais (monday) ou en allemand (Monntag) ; mardi, le « jour

(p.357) de Mars », dieu de la Guerre et du Feu ; mercredi, « jour de Mercure », dieu du Commerce, ou en anglais (wednesday) « jour de Wotan », dieu germanique de la Guerre, également maître de l’Éloquence, fait diffé­rence, à moins de considérer que le commerce se fait principalement sur l’eau.

Le système des langues de l’Inde consacre ce jour à la planète Nep­tune, dieu de la mer de la mythologie grecque, ce qui est proche du nom chinois ancien : «jour de l’eau ». A noter que l’allemand, comme lerasse, retient seulement de mercredi que c’est le milieu de la semaine iMittwoch). Jeudi, « jour de Jupiter » (en latin : Jovis dies), est Don-nerstag en allemand, littéralement « jour du Tonnerre », celui-ci étant l’attribut de Jupiter. En anglais, thursday est dérivé de thunresday, de même signification : « tonnerre » se dit encore thunder.

Vendredi, « jour de Vénus », est également consacré à la femme, en anglais (friday) et en allemand (Freifag) : c’est le jour de Frigg, épouse du dieu Wotan. Peut-être une association d’idées impertinente a-t-elle rapproché l’or de Vénus, comme si Vénus était vénale ‘.

L’anglais saturday, pour « samedi », est le « jour de la planète Saturne ».

Les noms de jours en Inde sont dérivés des noms des mêmes planètes ou peu s’en faut, qu’il s’agisse des langues indo-européennes du Nord ou des langues dravidiennes du Sud. Par exemple on aura en bengali :

dimanche              robibar                    (Robi : Soleil ; bar : jour)

lundi                     shotnbar                  (Shotn : Lune)

mardi                    mongolbar               (Mongol : Mars)

mercredi                boudhbar                 (Boudh : Neptune)

jeudi                     bishouthbar              (Bishouth : Jupiter)

vendredi                shoukrohar               (Shoukro : Vénus)

samedi                  shonibar                  (Shoni : Saturne)

II existe d’autres systèmes isolés de dénomination des jours de la semaine qu’on peut trouver aussi bien en Afrique, comme en sotho, qu’en Europe, avec le basque.

Les noms de mois présentent une beaucoup plus grande unité en faveur du système européen. Les premiers mois de l’année proviennent de dieux, de déesses, d’empereurs ou de fêtes latines, tels que : Janus pour « janvier », februa, fête de la Purification, pour « février » ; Mars, dieu de la Guerre ; Maius, dieu de la Végétation ; Junius pour « juin » ; Mes (César) pour « juillet » ; Auguste pour « août ». Les derniers mois évoquent leur numéro d’ordre dans l’ancienne année romaine, qui commençait avec le printemps en mars : ainsi de septembre (T mois) jusqu’à décembre, (10e mois).

La planète Vénus s’appelle « l’étoile de l’or » en chinois.

 

(p.358) Ces noms de mois utilisés dans toutes les langues européennes se retrouvent plus ou moins déformés dans des langues aussi diverses que le haoussa, le malgache, l’indonésien, qui utilisent cependant les noms; arabes pour les noms des jours de la semaine. Si le système arabe esl ainsi moins répandu pour exprimer les mois, c’est qu’il est particulière-: ment complexe.

Il est en effet double : il existe une série de mois solaires ‘ semblables aux mois européens, mais aussi des mois lunaires, d’une durée de 281 jours, qui ne sont donc pas fixes d’une année à l’autre. Le mois du jeûne musulman, le ramadan, est le 9e mois de cette série — dont le premier est le mois de moharram.

Le turc fait usage de noms de mois très composites : février (subat),’ avril (nisan), juin (haziran), juillet (temmuz), septembre (eyliil) sont pris au système solaire arabe ; mars (mart), mai (mayis), août (agustos)wl système « européen », tandis que «janvier », « octobre », « novembre»’ et « décembre » sont purement turcs.

L’Iran maintient vigoureusement, à côté des mois européens et des mois lunaires arabes, un système solaire zoroastrien commençant ai printemps le 21 mars (fête de Now ruz ou, littéralement, « Nouveau) Jour » ; New Roz chez les Kurdes).

L’ensemble de l’Inde fait usage d’un système analogue à celui de l’Iran : le chandramana de 12 mois solaires commence fin mars. Il s’ajoute dans la région de Mysore, État du Karnataka, un autre systèmtj solaire dit souramana débutant, lui, à la mi-avril.

Le birman, le thaï et le khmer se rattachent au système indien, pour! les jours comme pour les mois.

Le chinois, le coréen, le japonais et le vietnamien ont un système pure­ment numérique : les mois sont désignés par les douze premiers nombres, auxquels on ajoute le mot « lune » pris dans le sens de « mois ».

Parmi les systèmes isolées, très peu nombreux, on peut citer le finnois, dont les noms de mois sont liés à la nature : on trouve le mois du chêne, des semailles, du blé ou de la boue, ce qui n’est pas sans rappeler le calendrier révolutionnaire français (fructidor, ventôse, etc.).

 

LES NOMS DE PLANTES ET D’ANIMAUX

 

Les noms de plantes ou d’animaux originaires de notre terroir portai bien sûr des noms très anciens de souche indo-européenne ou même antérieure.

Ces mois solaires sont bien antérieurs à la civilisation arabe ; ils remontent à l’épow d’Hammourabi, roi de Babylone vers le xvnie siècle avant notre ère. Ils sont pasâj dans les civilisations sémites et ils subsistent encore en hébreu à côté des mois «européens».

 

(p.359) Le gaulois et le latin se partagent la paternité du plus grand nombre de ces noms. Ainsi, des noms d’arbres comme « if, « chêne » ou « bouleau » proviennent du gaulois.

Le latin nous a laissé pomme (poma, « fruit »), poire (pirum), pois Ipisum), fève (faba), fraise (fraga), etc.

Le latin sert, en outre, à donner à chaque plante ou animal un nom de classement scientifique.

Cependant, nous nous intéresserons ici aux noms de plantes ou d’ani­maux plus exotiques.

Ces noms sont le plus souvent dérivés du nom qui les désigne dans leur pays d’origine.

La Perse nous a donné l’orange (narang) et la cerise (guilas). Le mot narang désigne l’orange amère et il nous est parvenu par l’intermédiaire de l’arabe, d’où l’espagnol naranja.

Curieusement, l’arabe et le persan désignent l’orange douce par le mot de portughal, juste retour des choses.

Pour ajouter à la confusion, les Russes désignent l’orange du nom Sapehin qui signifie « pomme de Chine » et vient de l’allemand !

La cerise se dit guilas en persan ; le mot a transité par le grec kerasion et le latin cerasum ; l’allemand kirsch et l’anglais cherry sont des défor­mations du même mot.

« Pêche » a une étymologie latine — persicum malum, « pomme de Perse »—, mais le nom persan houlou n’est pas venu jusqu’à nous.

Le Sud-Est asiatique, en l’occurrence les pays de langue malaise, a donné : bambou, mangue, rotin, pour les plantes et cacatoès, casoar, pangolin (« celui qui s’enroule »), dugong, orang-outang (« homme de la forêt ») pour les animaux.

En ce qui concerne l’Amérique, le nahuatl, langue des Aztèques au Mexique, a donné : cacao, cacahuète, avocat, sapotile (tzapotl), haricot (ayacotl), coyote, ocelot, tomate (tomatl). « Tomate » se dit d’ailleurs, en italien et en russe notamment, pomidor(a) par référence aux pommes d’or du jardin des Hespérides de la mythologie grecque. Le quechua, langue des Incas au Pérou, laisse : condor, puma, lama, vigogne, quin­quina, quinine.

Le groupe des langues tupi auquel appartient le guarani, langue du Paraguay, et les langues indiennes du Brésil ont donné : ananas, pétu­nia, jacaranda, manioc, tapioca, palétuvier, pétun (ancien nom français de « tabac » qui est aussi d’origine amérindienne) et, pour les animaux : cobaye, jaguar, toucan, agouti, tapir, coati. Le topinambour est le nom d’une peuplade indienne du Brésil de langue tupi.

Le caraïbe est à l’origine de maïs, caïman, pécari, tamanoir, colibri.

L’arawak, langue indienne d’Amérique du Sud, nous a laissé patate (patatl, qui désignait la patate douce).

 

(p.360) Opossum, racoon, caribou et skunks viennent de l’algonquin, dans les régions des grands lacs américains où ces animaux étaient chassés.

Enfin, pêle-mêle : coprah vient du malabar dans l’Inde du Sud, raphia de Madagascar, gnou du hottentot, banane du soussou en Gui­née, mammouth d’une langue sibérienne. Parfois, l’origine est purement géographique : café vient du nom de la province de Kaffa en Ethiopie, moka, de la ville de ce nom au Yémen, astrakan, de la ville de ce nom en U.R.S.S. ; quant à angora, c’est l’ancien nom d’Ankara.

 

LES NOMS DE PERSONNES

 

L’étude, même très sommaire, des noms de personnes à travers le monde exigerait plusieurs volumes, aussi nous limiterons-nous à ce qui peut présenter un intérêt de curiosité pour le lecteur qui ne s’est jamais penché sur cette question.

 

Les prénoms

 

Les noms de personnes peuvent être étudiés du point de vue de leur signification ou du point de vue de leur fonction sociale, c’est-à-dire des raisons qui amène à composer un nom d’une façon ou d’une autre. Les prénoms « européens » couvrent pratiquement tous les pays de reli­gion majoritairement chrétienne. L’orthographe d’un prénom déterminé varie évidemment en fonction du système de transcription adopté dans chaque pays et des avatars phonétiques subis par le prénom en question.

C’est ainsi que Marie est Mary en anglais, Maria en italien ou espa­gnol ; Jean est John en anglais, Yann en breton, Scan en gaélique, Iban en basque, Ivan en russe, Johann ou Hans en allemand, Juan en espa­gnol ; Eusèbe et Aimery s’écrivent respectivement Ozebe et Imre en hongrois, etc. ‘.

Ces déformations orthographiques cachent souvent la signification originelle de ces prénoms dont beaucoup sont d’origine sémitique et de nombreux autres d’origine grecque et latine ou germanique, en allant des plus anciens aux plus récents.

Dans les prénoms d’origine « sémitique », c’est-à-dire liés aux langues parlées en Terre sainte, du temps du Christ, on peut citer la plupart des prénoms se terminant en el, racine d »Allah et qui signifie « Dieu ». Ainsi: Michel : « semblable à Dieu » ; Emmanuel : « Dieu avec nous » ; Daniel: « Dieu a jugé » ; Raphaël : « Dieu a guéri »…

Parmi les autres prénoms originaires de cette région, on peut citer

1. De telles déformations se rencontrent aussi dans les noms musulmans ; ainsi Enver, prénom albanais, est-il identique à Anouar (ex. : Enver Hodja et Anouar al-Sadate).

 

(p.361) Elisabeth : « promesse de Dieu », ou sa déformation phonétique : Isa-Ule.

Les prénoms provenant du grec sont surtout des noms composés : Véronique : « la vraie image » (icône) ; Christophe : « qui porte le Christ » ; Philippe : « qui aime les chevaux » ; Hippolyte : « dompteur de chevaux » ; Eugène : « de bonne race » ; Alexandre : « défenseur des hom­mes ». On trouve aussi des noms simples ; Stéphane (même mot fÊtienne) : « couronne » ; Basile, équivalent à Vassili : « le roi » ; Gré­goire : « celui qui veille » ; Catherine : « la pure » (cf. les Cathares) ; Sophie, « la sagesse » (cf. philosophie).

Les prénoms latins comprennent, entre autres : César, Jules, Antoine, Placide, Aimé, René (« né à nouveau », par le baptême), Félix (heureux), Régine (reine), Victor (vainqueur).

Les prénoms d’origine germanique proviennent de noms païens por­tés par des hommes ultérieurement canonisés : Bernard (Bernhardt) : « ours dur » ; Richard : « roi dur » ; Charles (Karl en allemand) : « mâle » ; cf. Kerl : « lascar », « joyeux luron » ; Hugues : « intelligence » ; Albert (Mal berht) : « noble et brillant ».

A titre de curiosité, on peut citer les prénoms qui résultent d’une lecture quelque peu défectueuse du calendrier. Aux Antilles, où il fut d’usage colonial de donner pour prénom le nom du saint du jour, on rencontre ainsi des Fetnat (nés le 14 juillet, fête nationale), des Immaculéon ou des Pievépape (Pie V, pape).

Il faut dire qu’on y appella parfois Chimène les petites filles nées précipitamment au bord du chemin…

En Birmanie, le prénom doit commencer par une lettre liée au jour de la naissance : k et g pour le lundi ; s et z pour le mardi ; w, r, d et hl pour le mercredi ; p, b et m pour le jeudi ; th et m pour le vendredi ; n pour le samedi et une voyelle (a ou é) pour le dimanche.

Chez les peuples du golfe du Bénin, le prénom des garçons et des filles dépend également du jour de la semaine de leur naissance.

 

Les noms de famille

 

En Europe, les noms de famille, beaucoup plus récents que les pré­noms, se sont imposés dès que furent tenus des registres de baptême, puis, plus tard, d’état civil. Les nobles portaient généralement les noms de leur terre, les roturiers adoptaient comme patronyme une particularité — trait de caractère, apparence physique, métier exercé, etc. — ou même un prénom, un nom tiré de la Bible ou de l’imagination de l’offi­cier d’état civil.

Parmi les noms de métier on peut citer :

Lefèvre (ou Lefebvre, Fabre…) du mot latin faber (ouvrier).

 

Translate »
Share This
error: Alert: Content is protected !!